Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 14 november 2000 had de Huurcommissie uitspraak gedaan op een verzoek van een verhuurder inzake de jaarlijkse huurverhoging. De commissie had de gewenste huurverhoging toelaatbaar geacht, maar een andere ingangsdatum vastgesteld. Zij had voorts beslist dat beide partijen in gelijke mate in het ongelijk waren gesteld en daarom bepaald dat beiden de helft van de aan de Staat toekomende vergoeding voor die uitspraak verschuldigd zijn. Het door de huurder tegen de verdeling van die vergoeding ingediende bezwaarschrift was door de Huurcommissie ongegrond verklaard en vervolgens was de huurder in beroep gegaan bij de Amsterdamse Rechtbank, sector bestuursrecht algemeen. Deze had het beroepschrift echter ter behandeling naar het Gerechtshof doorgezonden. Dit is echter van oordeel dat de Rechtbank wel degelijk de bevoegde instantie is en vraagt de Hoge Raad daarin uitspraak te doen. A-G Niessen is van oordeel dat de belastingrechter in dit geval niet competent is. Er is geen sprake van een belasting laat staan een belasting die van rijkswege door de rijksbelastingdienst wordt geheven of daarmee is gelijk gesteld. De Rechtbank is competent.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2000-2002
Instantie
A-G
Datum instantie
9 juni 2006
Rolnummer
42.219
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV0434
ECLI:NL:PHR:2006:AV0434

Naar de bovenkant van de pagina