Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze btw-zaak oordeelt de Hoge Raad dat de taak van de belastingrechter bij zijn beoordeling van de rechtmatigheid van een aanslag niet is beperkt tot de vraag of de Inspecteur is gebleven binnen de door de wet gestelde grenzen, maar voor diens ingrijpen ook plaats is indien de wijze waarop de Inspecteur zijn bevoegdheden heeft gehanteerd anderszins in strijd is met het recht, doordat daarbij niet is gehandeld in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur.
De vraag onder welke omstandigheden dit laatste zich voordoet moet van geval tot geval worden beoordeeld.
Indien de belastingplichtige zich beroept op vertrouwen dat hij aan resoluties of andere uitlatingen heeft mogen ontlenen, behoort de aanslag dienovereenkomstig te worden vastgesteld, ook al zou de wet de fiscus ter zake niet een bepaalde beleidsvrijheid laten.
In casu heeft de Tariefcommissie, door het beroep van X (belanghebbende) op aanwijzingen in de bij de resolutie van 8 november 1968 (D68/7220) van de staatssecretaris van Financiën gegeven toelichting af te wijzen op grond dat die aanwijzingen ‘duidelijk met de bewoordingen der Wet in strijd zijn’, van een andere en mitsdien onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1969 t/m 1972
Instantie
HR
Datum instantie
12 april 1978
Rolnummer
18.452
ECLI
ECLI:NL:HR:1978:AX3264

Naar de bovenkant van de pagina