Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft voor de realisatie van negen appartementen in het jaar 2014 € 713.900 aan een bouwbedrijf betaald, hoewel hij in dat jaar nog maar € 7.898 (verklaarbaar) kon uitgeven.

Door middel van een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 heeft de Inspecteur het zogenoemde negatief netto privé nagevorderd als resultaat uit overige werkzaamheden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat X in 2014 meer dan € 700.000 ogenschijnlijk uit het ‘niets’ heeft verkregen en betaald aan het bouwbedrijf. Omdat X over de herkomst van de middelen waarmee hij het bouwbedrijf heeft betaald geen (plausibele) verklaring heeft gegeven, acht de Rechtbank aannemelijk dat de middelen zijn ontvangen uit inkomen, resultaat uit overige werkzaamheden, dat door X niet in zijn aangifte is aangegeven. De Rechtbank oordeelt dat X voor het jaar 2014 de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Gelet hierop is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. De schatting van de Inspecteur van het inkomen van X is volgens de Rechtbank niet onredelijk. X heeft niet doen blijken dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 (en Zvw), na bezwaar, onjuist is.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
31 augustus 2022
Rolnummer
20/6341; 20/6342
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:5048
NLF-nummer
NLF 2022/1899
Aflevering
29 september 2022
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina