Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van Hof Den Haag van 22 juni 2018 (17/00778, ECLI:NL:GHDHA:2018:3952).

De gemachtigde heeft namens X een pro-formabezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ingediend via een webformulier van de gemeente Den Haag voor algemene vragen. Volgens de Heffingsambtenaar heeft hij daarna per brief verzocht de gronden van het bezwaar aan te vullen, maar de gemachtigde betwist dat hij hierover van de gemeente een brief (de herstelbrief) heeft ontvangen. De gemachtigde heeft vervolgens één dag na het verstrijken van de beslistermijn de Heffingsambtenaar in gebreke gesteld voor niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift en ten slotte beroep bij Rechtbank Den Haag ingesteld wegens niet-tijdig beslissen op bezwaar.

Het Hof heeft de verzending en ontvangst van de herstelbrief aannemelijk geacht. Het Hof heeft geoordeeld dat de beslistermijn daardoor was opgeschort, zodat de ingebrekestelling door de gemachtigde prematuur was en het beroep niet-ontvankelijk is. In zijn overwegingen betrekt het Hof ook de wijze van procederen door de gemachtigde. Het Hof lijkt daarmee te doelen op misbruik van procesrecht, op welk standpunt de Heffingsambtenaar zich overigens ook al had gesteld.

A-G IJzerman meent dat de motivering van het Hof van zijn (impliciete) oordeel over de verzending door de gemeente van de herstelbrief onvoldoende is. Uit andere zaken waarin deze gemachtigde, namens een belanghebbende, beroep heeft ingesteld, rijst de indruk dat er wel meer problemen zijn geweest met de postbezorging op zijn kantoor, maar daarover is in deze procedure niets vastgesteld. Aldus slaagt de klacht over onvoldoende bewijs in de Hofuitspraak van verzending/ontvangst van de herstelbrief. Deze feitelijke kwestie zal na verwijzing nader moeten worden beoordeeld. Na verwijzing kan (wederom) aan de orde komen of hier sprake is van misbruik van procesrecht, zoals de Heffingsambtenaar in beroep heeft aangevoerd. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van X gegrond dient te worden verklaard. Zie de bij deze zaak (en vier andere) behorende gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2019:702, NLF 2019/1682) over misbruik van procesrecht. Daarin wordt in meer algemene zin dan in deze conclusie, ingegaan op misbruik van processuele bevoegdheden.

Zie ook de idem-zaak met nummer 18/03450 (ECLI:NL:PHR:2019:699, NLF 2019/1716 ).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
29 mei 2019
Rolnummer
18/03304
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:698
NLF-nummer
NLF 2019/1684
Aflevering
25 juli 2019
bwbr0005537&artikel=6:15&lid=3,bwbr0005537&artikel=6:15&lid=3,bwbr0005537&artikel=6:7,bwbr0005537&artikel=6:7,bwbr0005537&artikel=6:9,bwbr0005537&artikel=6:9,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:3

Naar de bovenkant van de pagina