Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2018 een transitievergoeding van € 41.500 ontvangen, die bij de aanslag IB/PVV 2018 onderdeel vormt van haar inkomen uit werk en woning. Aan X zijn over de jaren 2018, 2019 en 2020 aanslagen IB/PVV opgelegd. Op verzoek van X is over deze jaren een middelingsbeschikking afgegeven. X is na de afgegeven middelingsbeschikking tegen de aanslag IB/PVV 2018 in bezwaar gegaan.

De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek is afgewezen.

In hoger beroep is niet in geschil dat het bezwaar tegen de aanslag 2018 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

Hof Den Haag oordeelt dat de Inspecteur de transitievergoeding terecht heeft aangemerkt als in 2018 genoten belastbaar inkomen uit werk en woning en deze vergoeding dientengevolge terecht heeft onderworpen aan inkomstenbelasting.

Het Hof kan niet beoordelen of het rechtvaardig is om over de transitievergoeding belasting te heffen omdat het de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mag beoordelen en niet gesteld is dat de wettelijke regeling in strijd is met een ieder verbindende verdragsbepalingen. X heeft ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet aan haar stelplicht voldaan.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018-2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
30 augustus 2023
Rolnummer
22/01271
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2042
NLF-nummer
NLF 2023/2640
Aflevering
23 november 2023
bwbr0002471&artikel=10,bwbr0002471&artikel=10,bwbr0011353&artikel=3.80,bwbr0011353&artikel=3.80,bwbr0011353&artikel=3.81,bwbr0011353&artikel=3.81

Naar de bovenkant van de pagina