Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Frisia Zout bv (Frisia) houdt zich bezig met zoutwinning. Zij ontwikkelt een caverne van beneden naar boven en start met een cilindervorm. Boven de winning ontstaat een ‘dak’ van zout. Een belvormige caverne geeft de minste kans op grondverzakkingen en om die reden is daar mee geëxperimenteerd. Door een grotere overspanning kan dit echter ook leiden tot een grotere dakinstabiliteit. Als het dak instort, kan daardoor schade ontstaan aan de voor de productie gebruikte holle buizen (casings). In april 2016 heeft zo’n instorting zich daadwerkelijk voorgedaan. Herstel van de schade is een in verhouding kostbare operatie, omdat op grote diepte moet worden gewerkt.

Bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is in geschil of de kosten voor het herstel van de casings in aanmerking komen voor afgifte van een S&O-verklaring.

Volgens het CBb is dat niet het geval. Op grond van artikel 1, lid 1, aanhef en onderdeel t, 2° en u, 3°, Wva komen als kosten en uitgaven voor een S&O-verklaring alleen in aanmerking betalingen die uitsluitend dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan het uitvoeren van speur- en ontwikkelingswerk.

Het CBb komt op basis van de concrete feiten en omstandigheden tot de conclusie dat Frisia het oorzakelijke verband waardoor de kosten direct toerekenbaar zijn aan het speur- en ontwikkelingswerk, waarvoor de S&O-verklaring is verzocht, niet aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep van Frisia tegen de afwijzende beslissing van de staatssecretaris van Economische Zaken wordt ongegrond verklaard.

In deze uitspraak zet het College van Beroep voor het bedrijfsleven de bewijsregels uiteen voor ondernemers die een Speur- en Ontwikkelingsverklaring (hierna: S&O-verklaring) aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) te Zwolle:

  1. De aanvrager dient aannemelijk te maken dat de kosten en uitgaven in verband met het speur- en ontwikkelingsproject uitsluitend dienstbaar zijn en direct toerekenbaar zijn aan het project.
  2. Het uitgangspunt van de RVO is dat de kosten moeten zijn toe te rekenen aan het door de belastingplichtige te verrichten S&O in de periode waarover een S&O-verklaring is afgegeven en dat, nu er een duidelijk aanwijsbaar oorzakelijk verband dient te zijn, op basis van objectieve gegevens een duidelijke en reële berekening van de kosten dient plaats te vinden. Dit uitgangspunt is door het CBb geaccordeerd.

 

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
3 juli 2018
Rolnummer
17/312 t/m 17/314
ECLI
ECLI:NL:CBB:2018:344
Auteur(s)
mr. E. Thomas
Tilburg University/Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2018/1797
Aflevering
23 augustus 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1723
bwbr0007746&artikel=1&lid=1,bwbr0007746&artikel=1&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina