Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het Finanzgericht Hamburg (belastingrechter in eerste aanleg Hamburg, Duitsland) heeft aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van het Unierecht over het door het HvJ erkende recht van personen op rentebetaling als rechtsmiddel op grond van het Unierecht. Zij hebben betrekking op drie verschillende situaties waarin het gaat om vorderingen tot de betaling van rente over ten onrechte, in strijd met het Unierecht geïnde bedragen die verband houden met ten eerste de tardieve uitkering van uitvoerrestituties voor landbouwproducten en de terugbetaling van ten onrechte opgelegde geldboetes in verband met die restituties, ten tweede de terugbetaling van antidumpingrechten en ten derde de terugbetaling van invoerrechten.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

De Unierechtelijke beginselen inzake het recht van justitiabelen op de terugbetaling van geldsommen waarvan de betaling hun door een lidstaat in strijd met het Unierecht is opgelegd en inzake hun recht op de betaling van rente over deze geldsommen, moeten aldus worden uitgelegd dat zij:

  • ten eerste, van toepassing zijn ingeval de geldsommen in kwestie overeenkomen met tardief aan een justitiabele verleende uitvoerrestituties die hem eerder in strijd met het Unierecht zijn geweigerd, en met een geldboete die hem ten gevolge van deze schending van dat recht is opgelegd;
  • ten tweede, van toepassing zijn wanneer uit een beslissing van het HvJ of van een nationale rechterlijke instantie volgt dat een nationale autoriteit de betaling van uitvoerrestituties, van een geldboete, van antidumpingrechten of van invoerrechten naargelang van het geval heeft geweigerd of opgelegd op basis van ofwel een onjuiste uitlegging ofwel een onjuiste toepassing van het Unierecht, en
  • ten derde, zich verzetten tegen een nationale regeling die inhoudt dat wanneer in strijd met het Unierecht de betaling van uitvoerrestituties, van een geldboete, van antidumpingrechten of van invoerrechten naargelang van het geval is geweigerd of opgelegd, slechts rente kan worden betaald voor de periode vanaf de datum waarop het beroep in rechte ter verkrijging van betaling of terugbetaling van de geldsom in kwestie is ingesteld tot de datum waarop de bevoegde rechter een beslissing heeft gegeven, met uitsluiting van de daaraan voorafgaande periode. Daarentegen staan die beginselen er op zich niet aan in de weg dat een nationale wettelijke regeling bepaalt dat slechts rente verschuldigd is indien een dergelijk beroep is ingesteld, voor zover dit er niet toe leidt dat de uitoefening van de door de justitiabelen aan het Unierecht ontleende rechten uiterst moeilijk wordt gemaakt.

Min of meer conform Conclusie A-G Ćapeta (NLF 2022/0161, met noot van Van Slooten).

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2014
Instantie
HvJ
Datum instantie
28 april 2022
Rolnummer
C-415/20; C-419/20; C-427/20
ECLI
ECLI:EU:C:2022:306
Auteur(s)
N.J.C. van Gennip LLM BA
EY / ESL
NLF-nummer
NLF 2022/1440
Aflevering
28 juli 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5158

Naar de bovenkant van de pagina