Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak wordt het standpunt van X (belanghebbende) dat de Heffingsambtenaar de waarde van zijn woning te hoog heeft vastgesteld, door Hof Amsterdam niet gevolgd.

De klacht dat het motiveringsbeginsel door de Heffingsambtenaar is geschonden wordt eveneens verworpen.

De klacht over schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ slaagt wel. X heeft aan de Heffingsambtenaar een voldoende specifiek verzoek gedaan tot het verstrekken van bepaalde gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning. De omstandigheid dat die gegevens mogelijk voorafgaand aan het hoorgesprek wel ter inzage hebben gelegen, doet daar niet aan af. De Heffingsambtenaar was daarom op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ gehouden te voldoen aan het verzoek van X om haar een afschrift van die gegevens te verstrekken. De Heffingsambtenaar heeft aan deze verplichting niet voldaan (vgl. HR 18 augustus 2023, 22/01219, ECLI:NL:HR:2023:1052, NLF 2023/1929, met noot van Hennevelt).

In een dergelijk geval, waarin wordt geoordeeld dat de waarde niet te hoog is vastgesteld maar wel sprake is van een schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ, is de rechter bevoegd maar niet verplicht, om het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. Het Hof ziet in dit geval geen aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken nu het gebrek aan informatievoorziening niet van doorslaggevende betekenis was om beroep in te stellen.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
13 februari 2024
Rolnummer
23/308
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:632
NLF-nummer
NLF 2024/0779
Aflevering
26 maart 2024
bwbr0007119&artikel=40&lid=2,bwbr0007119&artikel=40&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina