Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 heeft Prenatal S.A. (hierna: Prenatal) kleding uit Jamaica in Spanje ingevoerd, waarbij zij EUR.1-certificaten van oorsprong overlegde, waarvoor ten tijde van de inklaring een preferentieel gemeenschappelijk buitentarief van 0% gold.

Van februari tot maart 2005 voerden de Jamaicaanse autoriteiten, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) van de Europese Commissie en de Spaanse douaneautoriteiten ter plaatse een onderzoek uit om vast te stellen of de EUR.1-certificaten voor de ingevoerde kleding volgens de regels waren. Kort samengevat luidde de conclusie in hun gezamenlijke rapport dat de ingevoerde goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen, omdat deze met behulp van lappen stof uit China of Hongkong vervaardigd waren en dus niet van Jamaicaanse oorsprong waren. De Jamaicaanse autoriteiten verklaarden de EUR.1-certificaten voor de betreffende periode ongeldig, en dienovereenkomstig hebben de Spaanse autoriteiten alsnog douanerechten geheven. Prenatal is echter van mening dat zij geen douanerechten hoeft te betalen omdat een derde fraude zou hebben gepleegd.

De Tribunal Superior de Justicia de Cataluña (hoogste rechterlijke instantie van de autonome regio Catalonië, Spanje) heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld. De A-G geeft het HvJ in overweging om voor recht te verklaren dat naheffing van invoerrechten gerechtvaardigd is en dat kwijtschelding van deze rechten niet gerechtvaardigd is in dit specifieke geval.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2002-2004
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
7 februari 2019
Rolnummer
C‑589/17
ECLI
ECLI:EU:C:2019:104
NLF-nummer
NLF 2019/0400
Aflevering
14 februari 2019

Naar de bovenkant van de pagina