Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze cassatieprocedure is het griffierecht niet tijdig volledig betaald.

De griffier van de Hoge Raad heeft X (bv; belanghebbende) in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet binnen de gestelde termijn volledig is voldaan. Hetgeen X daaromtrent heeft aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat X niet in verzuim is geweest. Daarbij merkt de Hoge Raad het volgende op.

Voor zover de namens X aangevoerde stellingen berusten op het standpunt dat de gemachtigde die namens X het beroep in cassatie heeft ingesteld, dan wel diens vennootschap, het griffierecht is verschuldigd, geven zij blijk van een onjuiste rechtsopvatting. In artikel 8:41, lid 1, Awb wordt met de ‘indiener’ van een beroepschrift gedoeld op degene die voor zichzelf beroep instelt of namens wie beroep wordt ingesteld.

Ook onjuist is de stelling dat het griffierecht niet, of tot een lager bedrag, van X kan worden geheven omdat de gemachtigde gelijktijdig namens X en andere belastingplichtigen cassatieberoep heeft ingesteld tegen op eenzelfde datum gedane uitspraken van Rechtbank Overijssel die alle betrekking hebben op WOZ-beschikkingen betreffende het jaar 2019. Die omstandigheid brengt niet mee dat deze uitspraken moeten worden aangemerkt als één uitspraak als bedoeld in artikel 8:41 Awb.

Anders dan X kennelijk meent, is de griffier ook niet gehouden om in het geval waarin binnen de gestelde termijn een deel van het verschuldigde griffierecht is voldaan, voor de betaling van het restant een nieuwe termijn te stellen.

Het cassatieberoep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
10 juni 2021
Rolnummer
20/01360
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:879
Auteur(s)
mr. Y. Ameziane
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/1254
Aflevering
24 juni 2021
Judoreg
NFB4408
bwbr0005537&artikel=8:41,bwbr0005537&artikel=8:41

Naar de bovenkant van de pagina