Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft een onderneming. Voor de ondernemingsuitoefening maakt hij gebruik van een auto. De auto wordt tevens voor privédoeleinden gebruikt.
De auto is in de jaren 1993, 1994 en 1995 voor meer dan 90% van de daarmee gereden kilometers voor zakelijk gebruik aangewend. Het aantal voor privédoeleinden gereden kilometers bedroeg in de jaren 1993 tot en met 1995 achtereenvolgens 4.530, 1.789 en 2.991.
De auto werd voor de heffing van inkomstenbelasting over de jaren 1993 en 1994 tot het privévermogen van X gerekend.
Voor het jaar 1995 heeft de Inspecteur zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat de auto tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende moet worden gerekend.
Uitgaande van zijn vaststelling dat de auto in de jaren 1993, 1994 en 1995 voor meer dan 90% zakelijk is gebruikt, heeft Hof Arnhem geoordeeld dat de auto als verplicht ondernemingsvermogen is aan te merken.
Tegen dit oordeel heeft X (met succes) cassatieberoep ingesteld.
Gelet op de wetsgeschiedenis acht de Hoge Raad het aangewezen thans de grens waarbij een zowel voor ondernemingsdoeleinden als voor privédoeleinden gebruikte personenauto niet meer tot het privévermogen mag worden gerekend en dus verplicht ondernemingsvermogen vormt, te leggen bij een privégebruik van minder dan 1.000 kilometer op jaarbasis. Deze opvatting brengt mede dat voor ondernemers die, zoals X, 1.000 kilometer of meer per jaar afleggen voor privédoeleinden, de auto tot het privévermogen mag worden gerekend.
Nu X de auto derhalve terecht tot zijn privévermogen heeft gerekend, is voor toepassing van het autokostenforfait geen plaats.
Het cassatieberoep wordt gegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1995
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
14 maart 2001
Rolnummer
36.108
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB0510
bwbr0011353&artikel=3.20

Naar de bovenkant van de pagina