Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een man heeft in Duitsland een gebruikte auto gekocht. De datum van eerste toelating van de auto is 20 december 2007. In deze procedure is de berekening van de verschuldigde BPM in geschil. Volgens de man staat artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) in de weg aan de heffing van BPM over de toeslag voor CO2-uitstoot van de auto.
Tussen partijen is niet in geschil dat het restant aan BPM dat nog drukt op een in 2008 of 2009 in Nederland ingevoerde gelijksoortige auto lager is dan de door de man ter zake van de invoer van de auto voldane BPM. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat, naast de cataloguswaarde, de CO2-component vanaf 1 januari 2010 een belangrijk onderdeel van de maatstaf van heffing is geworden bij de heffing van BPM.
Dit betekent dat, met betrekking tot gebruikte auto’s die relatief meer CO2 uitstoten, bij een eerste registratie in Nederland meer BPM verschuldigd is dan de BPM die nog rust op een gelijksoortige auto die al in Nederland is geregistreerd op het moment dat de CO2-component nog geen onderdeel uitmaakte van de maatstaf van heffing. Dit zou betekenen dat artikel 10, van de Wet BPM in strijd zou komen met artikel 110 VWEU. Anders dan de Rechtbank oordeelt het Hof dat artikel 10b van de Wet BPM niet voorkomt dat er strijdigheid is met artikel 110 van het VWEU. Artikel 10b van de Wet BPM garandeert immers enkel dat niet meer belasting wordt geheven dan nog rust op een gelijksoortige auto welke op de datum van eerste ingebruikname – in casu 2007 – in Nederland is geregistreerd. Niet in geschil is dat het jaar 2007 een hogere belastingdruk kende dan de jaren 2008 en 2009.
Aan een oordeel over de berekening van de BPM komt het Hof niet toe. De berekende BPM is immers alleen niet verschuldigd indien en voor zover deze het bedrag van de BPM dat nog rust op gelijksoortige auto’s die reeds in Nederland waren geregistreerd, overschrijdt. Hoe het bedrag van de BPM is berekend, is volgens het Hof niet relevant. Tussen partijen is niet in geschil dat – indien moet worden aangesloten bij het jaar met de laagste belastingdruk – het verschuldigde bedrag aan BPM dient te worden vastgesteld op 11.217 euro.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Hof Leeuwarden
Datum instantie
20 februari 2012
Rolnummer
11/00074BPM
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7735
bwbid=bwbr0&artikel=10,bwbid=bwbr0&artikel=10b

Naar de bovenkant van de pagina