Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man heeft uit hoofde van zijn dienstbetrekking pensioenaanspraken opgebouwd bij de Stichting Pensioenfonds A. Per 5 maart 2003 is hij naar België verhuisd. De inspecteur heeft voor de waarde van de pensioenaanspraken op het moment van emigratie volgens artikel 3.83, lid 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 een conserverende aanslag opgelegd alsmede een bedrag aan revisierente in rekening gebracht. Tevens is bij beschikking uitstel van betaling voor de conserverende aanslag en de revisierente verleend.
De Rechtbank heeft de conserverende aanslag gehandhaafd.
Het Hof heeft geoordeeld dat de conserverende aanslag in strijd met de goede trouw die bij de toepassing en uitleg van het verdrag Nederland- België 2001 in acht moet worden genomen, is opgelegd.
De Minister heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. De man heeft tegen de Hofuitspraak voorts incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad verklaart het incidentele cassatieberoep van de man niet-ontvankelijk omdat het niet is gebaseerd op klachten met betrekking tot de Hofuitspraak. Het cassatieberoep van de Minister wordt gegrond verklaard.
Evenals A-G Van Ballegooijen is de Hoge Raad van oordeel dat het Hof de conserverende aanslag ten onrechte wegens strijd met het Verdrag met België heeft vernietigd. Hetzelfde geldt voor de beschikking inzake de revisierente, aangezien die de conserverende aanslag volgt. De conserverende heffing is niet in strijd met de goede trouw die bij de toepassing en uitleg van het nieuwe belastingverdrag met België in acht moet worden genomen. Anders dan de man betoogt, is de conserverende heffing voorts niet in strijd met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met ongeschreven rechtsbeginselen, met artikel 1 van het Eerste Prototcol bij het EVRM of met enige rechtsregel.
De Hoge Raad overweegt verder dat het intrekken van betalingsuitstel onder omstandigheden wel in strijd kan zijn met de goede verdragstrouw. Dat is het geval wanneer de Ontvanger het uitstel van betaling voor de conserverende aanslag intrekt naar aanleiding van een besmette handeling in gevallen waarin het Verdrag de bevoegdheid tot heffing ter zake van die handeling toewijst aan het woonland (België). In die gevallen ontstaat immers op grond van de Nederlandse voorschriften - ten onrechte - een verplichting tot het betalen van belasting met betrekking tot een aanspraak op pensioen, ten gevolge van een handeling ten aanzien van dat pensioen ter zake waarvan Nederland niet tot heffing bevoegd is. Die belasting betreft weliswaar de waarde van de aanspraak ten tijde van de emigratie, en dus niet de waarde ten tijde van de besmette handeling, bijvoorbeeld afkoop, maar met het oog op de toepassing van het Verdrag is dat geen wezenlijk verschil. Het intrekken van betalingsuitstel naar aanleiding van een besmette handeling kan ook strijd opleveren met het gemeenschapsrecht wegens inbreuk op het vrije verkeer, aldus de Hoge Raad. Tenslotte oordeelt de Hoge Raad dat de inspecteur ook na de emigratie van de man bevoegd was om gegevens en inlichtingen te vragen met het oog op de vaststelling van de onderhavige conserverende aanslag. Dit volgt uit artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
15 april 2011
Rolnummer
10.00990
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BN8728
ECLI:NL:PHR:2011:BN8728
bwbr0005537&artikel=8:72&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.83

Naar de bovenkant van de pagina