Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een BV exploiteert een vakantiepark. Zij stelt 33 (met ingang van 2002: 36) bungalows voor voltijdig gebruik voor relatief korte perioden ter beschikking aan wisselende huurders. Het vakantiepark is niet aangesloten op het waterleidingnet. De BV pompt zelf grondwater op en stelt dit door middel van een waterdistributienet als drinkwater ter beschikking aan de gasten van het park. Ook de bungalows zijn aangesloten op dit waterdistributienet. Aan de BV is een naheffingsaanslag in de belasting op leidingwater opgelegd, waarbij de inspecteur ervan is uitgegaan dat elk van de 33, respectievelijk 36 bungalows is aan te merken als een afzonderlijke onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de bungalows een samenstel in de zin van artikel 16, aanhef en letter d van de Wet WOZ vormen zodat deze als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt. Het Hof heeft aan zijn oordeel dat de bungalows één onroerende zaak vormen de conclusie verbonden dat sprake is van één aansluiting zodat te dier zake over een hoeveelheid van maximaal 300 kubieke meter belasting op leidingwater wordt geheven. Het Hof heeft daarbij volgens de Hoge Raad uit het oog verloren dat het eigen gebruik van door de BV zelf opgepompt water niet aan de belasting op leidingwater is onderworpen. Het Hof heeft derhalve aan zijn oordeel omtrent de bungalows ten onrechte de gevolgtrekking verbonden dat ter zake over 300 kubieke meter belasting op leidingwater verschuldigd is. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond en vermindert de door het Hof herberekende naheffingsaanslag.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2000-2003
Instantie
HR
Datum instantie
24 april 2009
Rolnummer
43.531
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI1975

Naar de bovenkant van de pagina