Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) houdt zich onder meer bezig met handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten.

Zij maakt gebruik van de managementdiensten van C (bv). C brengt maandelijks managementfees in rekening en heeft in dat verband facturen uitgereikt aan X (hierna: inkoopfacturen). X heeft de inkoopfacturen tot op heden niet betaald. Zij heeft de voorbelasting ter zake van de inkoopfacturen in aftrek gebracht.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat X de in aftrek gebrachte voorbelasting op grond van artikel 29 Wet OB 1968 als belasting is verschuldigd en heeft naheffingsaanslagen opgelegd. X betwist dat artikel 29 Wet OB 1968 van toepassing is.

Hof Den Bosch acht aannemelijk dat reeds op het moment van ontvangst van de inkoopfacturen duidelijk was dat X de inkoopfacturen niet zou gaan betalen. Dat brengt met zich dat X de ter zake van de inkoopfacturen in rekening gebrachte voorbelasting niet in aftrek kon brengen. Voor dat geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslagen, zoals verminderd door Rechtbank Zeeland-West-Brabant, tot het juiste bedrag zijn vastgesteld.

Het Hof acht verzuimboetes van resp. € 356 en € 125 passend en geboden.

Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 26 april 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2014 t/m 2016
Instantie
HR
Datum instantie
26 april 2024
Rolnummer
22/01003
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:679
NLF-nummer
NLF 2024/1048
Aflevering
30 april 2024

Naar de bovenkant van de pagina