Direct naar content gaan

Samenvatting

Ter beoordeling van de hoogte van de stakingswinst van X (belanghebbende), die medevennoot was van een vof die een fitnesscentrum exploiteerde, staat vast dat de onroerende zaken per 31 augustus 2016 van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen van X zijn overgegaan, ten gevolge van de overdracht en de daarmee samenhangende staking van de onderneming van de vennootschap.

De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de waarde van de onroerende zaken voor de bepaling van de stakingswinst moet worden gesteld op € 1.170.000. Hij baseert zich daarbij op de taxatiebeoordeling van een taxateur die werkzaam is bij de Belastingdienst.

Rechtbank Noord-Holland heeft voorop gesteld dat de Inspecteur een hogere stakingswinst bepleit en daarom op hem de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de correctie van de stakingswinst niet te hoog is.

Volgens de Rechtbank heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaken en daarmee de correctie van de stakingswinst niet te hoog is vastgesteld.

Hof Amsterdam verenigt zich met de beslissing van de Rechtbank en maakt de gronden waarop deze beslissing berust (r.o. 16 t/m 29) tot de zijne. X heeft in hoger beroep geen nieuwe feiten of gronden aangevoerd, maar zich beperkt tot de enkele herhaling van de in eerste aanleg aangevoerde gronden zonder (aanvullend) in te gaan op de overwegingen van de Rechtbank. Ter zitting van het Hof is, zonder voorafgaande kennisgeving, X noch zijn gemachtigde, verschenen.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
12 december 2023
Rolnummer
22/2267; 22/2268
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3626
NLF-nummer
NLF 2024/0324
Aflevering
6 februari 2024
bwbr0011353&artikel=3.8,bwbr0011353&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina