Direct naar content gaan

Samenvatting

De Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) heeft aan het HvJ de prejudiciële vraag gesteld of het in de Btw-richtlijn verankerde beginsel van fiscale neutraliteit kan worden geschonden door het feit dat de belastingdienst in eerste instantie een belastingaanslag vaststelt die onmiddellijk gevolgen sorteert waarbij het recht op btw-aftrek wordt geweigerd, terwijl zij op dat moment niet beschikt over alle objectieve gegevens betreffende de betrokkenheid van de belastingplichtige bij btw-fraude, en dat in tweede instantie de behandeling van het bezwaar dat de belastingplichtige tegen deze aanslag heeft ingediend wordt opgeschort totdat de feiten zijn opgehelderd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat ertoe strekt de betrokkenheid van de belastingplichtige bij deze fraude vast te stellen. De Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie vraagt zich tevens af of een dergelijke handelwijze verenigbaar is met het door artikel 47 Handvest gewaarborgde recht op een eerlijk proces.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

De Btw-richtlijn en artikel 47 Handvest moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die de nationale belastingdienst toestaat de behandeling van een administratief bezwaar tegen een belastingaanslag – waarbij een belastingplichtige het recht op aftrek van voorbelasting wordt geweigerd omdat hij bij belastingfraude betrokken is – op te schorten teneinde aanvullende objectieve gegevens inzake deze betrokkenheid te verkrijgen, op voorwaarde dat, ten eerste, een dergelijke opschorting die administratieve bezwaarprocedure niet onredelijk lang vertraagt, ten tweede, de beslissing waarbij die opschorting wordt bevolen feitelijk en rechtens wordt gemotiveerd en aan rechterlijke toetsing kan worden onderworpen en, ten derde, indien uiteindelijk blijkt dat het recht op aftrek in strijd met het Unierecht is geweigerd, de belastingplichtige binnen een redelijke termijn de teruggaaf van het desbetreffende bedrag en in voorkomend geval de bijbehorende vertragingsrente kan verkrijgen. In die omstandigheden is niet vereist dat tijdens die opschorting van de behandeling de tenuitvoerlegging van de belastingaanslag wordt opgeschort, tenzij dit in geval van ernstige twijfel over de rechtmatigheid van die aanslag noodzakelijk is om ernstige en onherstelbare schade aan de belangen van de belastingplichtige te voorkomen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011 t/m 2015
Instantie
HvJ
Datum instantie
23 februari 2022
Rolnummer
C-582/20
ECLI
ECLI:EU:C:2022:114
Auteur(s)
dr. B. Willemsen LLM
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2022/0495
Judoregnummer
JCDI:NFB4869
bwbr0004770&artikel=28b,bwbr0004770&artikel=28b,bwbr0005537&artikel=6:16,bwbr0005537&artikel=6:16,bwbr0005537&artikel=7:10,bwbr0005537&artikel=7:10,celex32006l0112&artikel=167,celex32006l0112&artikel=167,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=168

Naar de bovenkant van de pagina