Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een winkelpand. Aan X is een WOZ-beschikking gegeven waarbij de waarde van het pand per waardepeildatum 1 januari 2017 is vastgesteld op € 62.000. Tevens is de aanslag OZB en de aanslag watersysteemheffing voor het jaar 2018 bekendgemaakt.

Rechtbank Oost-Brabant heeft ambtshalve geoordeeld dat de Heffingsambtenaar in strijd met artikel 131 Wschw heeft gehandeld door te beslissen op het bezwaar tegen de aanslag watersysteemheffing, voordat de WOZ-beschikking onherroepelijk vaststond.

Dit is onjuist, oordeelt Hof Den Bosch. Artikel 131 Wschw strekt ertoe te voorkomen dat afzonderlijke procedures worden gevoerd bij de belastingrechter over feiten en omstandigheden die van belang zijn voor zowel de heffing van de watersysteemheffing als voor de vaststelling van de WOZ-waarde. Deze situatie doet zich hier niet voor. Bij de Rechtbank is het beroep tegen de aanslag watersysteemheffing immers tegelijk ingesteld en behandeld met het beroep tegen de WOZ-beschikking. Er is geen sprake van strijd met artikel 131 Wschw. Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is gegrond. Voor zover niet alle stukken ter inzage hebben gelegen, is X niet in zijn belangen geschaad. Het incidentele hoger beroep van X is alleen gegrond voor zover door de Rechtbank geen immateriële schadevergoeding is toegekend.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
17 juni 2021
Rolnummer
20/00351
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1850
NLF-nummer
NLF 2021/1443
Aflevering
15 juli 2021
bwbr0005108&artikel=131,bwbr0005108&artikel=131

Naar de bovenkant van de pagina