Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) zijn met dagtekening 5 december 2019 en 7 december 2019 twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten. X heeft voor de plaatsen waar de auto geparkeerd stond geen parkeervergunning en heeft geen parkeerbelasting voldaan.

X betoogt dat in strijd is gehandeld met artikel 24, lid 1, aanhef en onderdeel g, RVV 1990 en dat een Mulder-beschikking had moeten worden gegeven voor de overtreding van deze wetsbepaling in plaats van naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen.

Hof Den Haag bevestigt het oordeel van Rechtbank Den Haag dat van een zogenoemd Mulder-feit geen sprake is. De parkeerplaatsen waar de auto van X geparkeerd stond zijn zowel aangewezen als betaaldparkerenplaatsen en als vergunninghouderplaats. Het stond de Heffingsambtenaar vrij om parkeerbelasting na te heffen. Het tarief van € 30 per dag of een gedeelte daarvan is voorts niet van redelijke grond ontbloot en niet buitenproportioneel. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
december 2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
14 juli 2022
Rolnummer
21/00740; 21/01034
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1349
NLF-nummer
NLF 2022/1577
Aflevering
11 augustus 2022

Naar de bovenkant van de pagina