Terechte naheffingsaanslagen parkeerbelasting naar dagtarief van € 30
undefined, 14 juli 2022
Samenvatting
Aan X (belanghebbende) zijn met dagtekening 5 december 2019 en 7 december 2019 twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten. X heeft voor de plaatsen waar de auto geparkeerd stond geen parkeervergunning en heeft geen parkeerbelasting voldaan.
X betoogt dat in strijd is gehandeld met artikel 24, lid 1, aanhef en onderdeel g, RVV 1990 en dat een Mulder-beschikking had moeten worden gegeven voor de overtreding van deze wetsbepaling in plaats van naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen.
Hof Den Haag bevestigt het oordeel van Rechtbank Den Haag dat van een zogenoemd Mulder-feit geen sprake is. De parkeerplaatsen waar de auto van X geparkeerd stond zijn zowel aangewezen als betaaldparkerenplaatsen en als vergunninghouderplaats. Het stond de Heffingsambtenaar vrij om parkeerbelasting na te heffen. Het tarief van € 30 per dag of een gedeelte daarvan is voorts niet van redelijke grond ontbloot en niet buitenproportioneel. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.
BRON
Uitspraak van 14 juli 2022 in het geding tussen:
X te Z, belanghebbende, (gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Delft, de Heffingsambtenaar, (vertegenwoordiger: …) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 juli 2021, nummers SGR20/6466 en SGR20/6467.
Procesverloop
1.1. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 5 december 2019 en 7 december 2019 twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag.
1.2. Belanghebbende is in bezwaar opgekomen tegen deze naheffingsaanslagen. Deze bezwaren zijn door de Heffingsambtenaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van eenmaal € 48 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Van belanghebbende is eenmaal € 134 griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 21 januari 2022 en de Heffingsambtenaar bij brief van 25 januari 2022 bericht dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van de brief het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Lokale regelgeving
2.1. De gemeenteraad van de gemeente Delft heeft in zijn openbare vergadering van 26 september 2019 de Verordening van de gemeente Delft houdende regels omtrent parkeren (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 9 oktober 2019 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2019, 244393, en in werking getreden op 1 december 2019.
2.2. De Verordening luidt, voor zover van belang:
1. Binnenstad |
Per 60 minuten: |
Maximum 24-uurstarief (dagvergunning): |
1.1 |
€ 3,20 |
€ 30,00 |
1.2 |
€ 30,00 (1) |
€ 30,00 |
1.3 |
€ 3,20 |
€ 18,25 |
2. Binnenring |
Per 60 minuten: |
Maximum 24-uurstarief (dagvergunning): |
2.1 |
€ 0,60 (2)/ € 3,20 |
€ 30,00 |
2.2 |
€ 30,00 (1) |
€ 30,00 |
2.3 |
€ 3,20 |
€ 30,00 |
3. Buitenring |
Per 60 minuten: |
Maximum 24-uurstarief (dagvergunning): |
3.1 |
€ 0,60 (3)/ € 2,00 |
€ 8,65 |
3.2 |
€ 30,00 (1) |
€ 30,00 |
3.3 |
€ 2,00 |
€ 8,65 |
3.4 |
€ 0,60 (3)/ € 2,00 |
|
(1): Tarief geldt per periode van 24 uur of een gedeelte daarvan. (2): Het tarief bedraagt € 3,20 per 60 minuten. Van maandag tot en met zaterdag van 12.00 tot 18:00 uur en op vrijdagavond tot 21:00 uur bedraagt het tarief € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 3,20 voor elke volgende 60 minuten (3): Het tarief bedraagt € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 2,00 voor elke volgende 60 minuten |
Binnen Delft gelden de volgende betaaltijden voor parkeerbelasting:
Code betaaltijden |
Dag van de week |
Tijdstip (uur) |
Toelichting |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
II |
Ma t/m zat |
12.00 - 24.00 |
Van toepassing in de gebieden C, D, E en F |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…)
Betaald parkeren en belanghebbendenparkeren
Gebied E |
||||
Nr. |
Straat/gebied |
Details |
Tariefcode |
Betaaltijden |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
2f. |
[straat] |
Gehele straat |
2.2 |
II |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
Feiten
3.1. Tijdens een controle op 5 december 2019 om 15:11 uur en op 7 december 2019 om 16:18 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd stond op een parkeerplaats aan de [straat] te [woonplaats] .
3.2. In bijlage 1 behorende bij het Aanwijzingsbesluit is de [straat] (gelegen in gebied E) aangewezen als plaats waar betaald parkeren geldt.
3.3. Omdat er voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en belanghebbende voor de plaatsen waar de auto geparkeerd stond geen parkeervergunning (geactiveerd) heeft, heeft de parkeercontroleur twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag.
Oordeel van de Rechtbank
4. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
5.1. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en zo ja, naar het juiste bedrag, zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.
5.2. Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslagen.
5.3. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Betaaldparkerenzone
6.1. Belanghebbende stelt dat geen parkeerbelasting kan worden geheven omdat op de plaatsen waar belanghebbende zijn auto geparkeerd had sprake is van een vergunningszone waar uitsluitend mag worden geparkeerd op vertoon van een vergunning. Dit betekent volgens belanghebbende dat in strijd is gehandeld met artikel 24 lid 1, aanhef en onderdeel g, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en dat een Mulderbeschikking had moeten worden gegeven voor de overtreding van deze wetsbepaling in plaats van naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen.
6.2. Belanghebbende stelt verder, naar het Hof begrijpt, dat het RVV 1990 is gebaseerd op de Wegenverkeerswet en dat deze regeling in hiërarchie boven de Verordening staan, zodat de Verordening door toepassing van artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege is vervallen. Belanghebbende stelt dat de Verordening door de Gemeentewet terzijde wordt geschoven.
6.3. De Heffingsambtenaar stelt dat in het Aanwijzingsbesluit is vastgesteld waar en wanneer parkeerbelasting moet worden betaald. In dit besluit is volgens de Heffingsambtenaar vastgesteld dat op de [straat] een parkeerbelasting geldt van € 30 per uur, waarbij maximaal € 30 per dag geheven wordt. Op deze locatie kan zowel tegen betaling van parkeerbelasting als met een parkeervergunning worden geparkeerd.
6.4. De Heffingsambtenaar stelt verder dat deze situatie niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift en dat de parkeerbelasting kan worden nageheven.
6.5. In artikel 225, lid 1 van de Gemeentewet heeft de wetgever aan gemeenten de mogelijkheid gegeven om twee soorten parkeerbelasting te heffen, te weten 1) tegen betaling van parkeerbelasting (de zogenoemde betaaldparkerenbelasting) en 2) de parkeervergunningbelasting ter zake van een door de gemeente verleende vergunning op een plaats waar parkeren volgens de vergunning is toegestaan (vergunninghouderplaats). In de Verordening heeft de gemeente Delft ervoor gekozen om beide soorten parkeerbelasting te heffen. De betaaldparkerenbelasting kan alleen worden geheven voor het parkeren op een vergunninghouderplaats als deze plaats ook is aangewezen als betaaldparkerenplaats. In het Aanwijzingsbesluit zijn de parkeerplaatsen waar de auto van belanghebbende geparkeerd stond (de [straat] ) zowel aangewezen als betaaldparkerenplaatsen als vergunninghouderplaats. Artikel 24 van het RVV 1990 en de werking van artikel 122 van de Gemeentewet op de Verordening doen dan verder niet af aan de mogelijkheid voor de Heffingsambtenaar om parkeerbelasting tegen betaling te heffen op grond van artikel 225, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet. Artikel 24 van het RVV 1990 ziet daar ook niet op. De Rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat van een zogenoemd Mulderfeit geen sprake is.
6.6. Niet in geschil is dat belanghebbende niet beschikt over een ter plaatse geldige parkeervergunning. Gelet op het Aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende Bijlage 1 betekent dit dat belanghebbende voor het parkeren op de tijdstippen en plaatsen waar zijn auto op 5 december 2019 en 7 december 2019 geparkeerd stond betaaldparkerenbelasting verschuldigd is. Evenmin is in geschil dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.
Tarief
6.7. Belanghebbende stelt dat het nageheven tarief van € 30 per dag of een gedeelte hiervan (dagtarief), disproportioneel is.
6.8. De Heffingsambtenaar stelt dat de hoogte van de parkeerbelasting niet disproportioneel is en dat deze voldoet aan de door de wet gestelde eisen.
6.9. Artikel 234, lid 4, van de Gemeentewet luidt:
6.10. De maatstaf van heffing, het tarief en het tijdvak zijn vermeld in de Tarieventabel bij de Verordening. Ingevolge Bijlage 1 bij het Aanwijzingsbesluit is tariefcode 2.2 van toepassing op alle parkeerplaatsen gelegen in de straat [straat] . Tariefcode 2.2 kent een tarief van € 30 per 60 minuten. Dit tarief geldt blijkens de daarbij gevoegde voetnoot per periode van 24 uur of een gedeelte daarvan. Aangezien een uur een gedeelte van een dag is, is de naheffing naar het tarief van € 30 niet in strijd met artikel 234, lid 4, van de Gemeentewet. Gegeven de (ruime) vrijheid die de wetgever aan gemeenten heeft toegekend bij het kiezen van tarieven van de gemeentelijke heffingen, is de hoogte van het tarief van € 30 per dag of een gedeelte daarvan niet van redelijke grond ontbloot en niet buitenproportioneel.
Slotsom
6.11. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
7. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, H.A.J. Kroon en T.A. de Hek in tegenwoordigheid van de griffier R. Tulen. De beslissing is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.