Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2016 (onder meer) een onderneming gedreven. Hij heeft in de aangifte IB/PVV 2016 ter zake van de onderneming € 15.000 aan omzet en € 15.000 aan bedrijfslasten aangegeven terwijl voor de omzetbelasting een omzet van € 68.190 is verantwoord. De Inspecteur is bij de aanslag afgeweken van de aangifte. Hij is uitgegaan van een belastbare winst vóór ondernemersfaciliteiten van € 67.876, heeft de (verhoogde) zelfstandigenaftrek niet toegepast en heeft niet aangegeven gerenseigneerde neveninkomsten gerekend tot het resultaat uit overige werkzaamheden.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Den Haag past omkering en verzwaring van de bewijslast toe. De Inspecteur is bij de aanslag van een redelijke schatting uitgegaan. X maakt niet aannemelijk dat de omzet lager was dan volgt uit de aangifte omzetbelasting of dat het gerenseigneerde inkomen niet aan hem kan worden toegerekend. Gelet op de omvang van de omzet en de activiteiten van de onderneming (verkoop van popcorn ten behoeve van pretparken en evenementen) acht de Rechtbank de conclusie dat X niet aan het urencriterium heeft voldaan niet gerechtvaardigd.

Het beroep is daarom gegrond. De aanslag wordt verminderd met toepassing van de (verhoogde) zelfstandigenaftrek.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
23 juni 2022
Rolnummer
21/2139
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:6085
NLF-nummer
NLF 2022/1760
Aflevering
15 september 2022
bwbr0011353&artikel=3.76,bwbr0011353&artikel=3.76,bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina