Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De WOZ-waarde van een onroerende zaak is voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 39.000. Het betreft een bedrijfsruimte, gevestigd op de begane grond van een appartementengebouw voor senioren, met een oppervlakte van 32 m2. X (belanghebbende) huurt de onroerende zaak van Stichting Y (medebelanghebbende) en gebruikt het als hondentrimsalon.

X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld inzake de beschikte waarde.

Aangezien uit het bezwaarschrift noch uit de andere stukken van het geding volgt dat X in de bezwaarfase heeft verzocht om te worden gehoord, is van een schending van de hoorplicht jegens X geen sprake.

De stelling dat de hoorplicht jegens Y is geschonden, faalt reeds omdat Y in deze procedure niet heeft aangevoerd dat zij in de bezwaarfase gehoord had moeten worden. De andere huurders in het gebouw zijn voorts geen belanghebbende.

Hof Den Haag verwerpt de stelling van X dat het evenredigheidsbeginsel en/of het gelijkheidsbeginsel is geschonden.

De Heffingsambtenaar heeft met het eigen huurcijfer van X van € 120 per m2 en de kapitalisatiefactor van 10,2 aannemelijk gemaakt dat de waarde van het object niet te hoog is.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
21 juli 2022
Rolnummer
21/01006
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1506
NLF-nummer
NLF 2022/1701
Aflevering
1 september 2022
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina