Samenvatting
Thermotraffic is onderdeel van een concern dat wereldwijd actief is als logistiek dienstverlener.
Gedurende de jaren 2004 tot en met 2008 was Thermotraffic onder andere als douane-expediteur betrokken bij de import en douaneafhandeling van ladingen bevroren en gezouten kippenvlees. Thermotraffic heeft daarbij deels op eigen naam en voor eigen rekening en deels op eigen naam maar voor rekening van anderen, de invoeraangiften opgesteld en ingediend en de verschuldigde douanerechten afgedragen.
Thermotraffic heeft verschillende fiscale procedures lopen naar aanleiding van utb’s en/of verzoeken tot terugbetaling/kwijtschelding. Thermotraffic stelt dat zij met de Douane een regeling heeft getroffen die inhield dat de Douane alle volgens deze regeling te veel betaalde douanerechten aan haar zou terugbetalen. Volgens Thermotraffic heeft de Douane in strijd met deze overeenkomst gehandeld. Zij vordert bij de civiele rechter een schadevergoeding op grond van wanprestatie.
Naar het oordeel van Rechtbank Den Haag is het de belastingrechter die bevoegd is te beoordelen of tussen Thermotraffic en de Douane een overeenkomst tot stand is gekomen, welke verplichtingen uit die overeenkomst voortvloeien, en of de Douane deze verplichtingen is nagekomen. Zij kan deze bevoegdheidsverdeling niet omzeilen door het geschil civielrechtelijk in te kleden en in de sleutel van wanprestatie te plaatsen.
De Rechtbank verklaart Thermotraffic niet-ontvankelijk in haar primaire vordering voor zover die is gebaseerd op schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW.
De zaak wordt verwezen naar de zogenoemde parkeerrol.
BRON
Vonnis van 1 maart 2023 in de zaak van THERMOTRAFFIC HOLLAND B.V. te Rotterdam, eisende partij, advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Douane) te Den Haag, gedaagde partij, advocaat: mr. W.I. Wisman te Den Haag. Partijen zullen hierna ‘Thermotraffic’ en ‘de Douane’ worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 21 januari 2021, met producties 1 tot en met 24;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 15;
- het tussenvonnis van 6 juli 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte overlegging producties van de Staat, met producties 16 tot en met 24;
- de akte van eiswijziging tevens overlegging producties van Thermotraffic, met producties 25 tot en met 29.
1.2. Op 15 november 2022 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Daarbij is door de advocaten het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die in het geding zijn gebracht. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd. Die aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3. Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Thermotraffic is onderdeel van een concern dat wereldwijd actief is als logistiek dienstverlener. In Nederland is Thermotraffic onder meer actief in de logistieke dienstverlening als expediteur voor derden in het internationale goederenvervoer.
2.2. Gedurende de jaren 2004 tot en met 2008 was Thermotraffic onder andere als douane-expediteur betrokken bij de import en douaneafhandeling van ladingen bevroren en gezouten kippenvlees. Thermotraffic heeft daarbij deels op eigen naam en voor eigen rekening en deels op eigen naam maar voor rekening van anderen, de invoeraangiften opgesteld en ingediend en de verschuldigde douanerechten afgedragen.
2.3. Tussen de douaneautoriteiten in de Europese Unie (EU) en importeurs heeft jarenlang verschil van inzicht bestaan over de tariefpost van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: ‘GN-post’) waaronder bevroren en gezouten kippenvlees moet worden aangegeven en ingedeeld. De discussie kwam er – kort gezegd – op neer wanneer het bevroren kippenvlees als ‘gezouten’ kon worden aangemerkt en viel onder GN-post 0210, of als ‘ongezouten’ kon worden aangemerkt en viel onder GN-post 0207. Dit verschil is relevant omdat op GN-posten verschillende douanetarieven van toepassing waren. Het tarief voor de invoer van ongezouten kippenvlees is hoger dan het tarief voor gezouten kippenvlees.
2.4. Vanaf 2004 zijn ladingen bevroren kippenvlees ingevoerd, waarbij Thermotraffic als douane-expediteur optrad. De Douane heeft de ingevoerde goederen conform de ingediende aangiften onder GN-post 0207 ingedeeld en het daarop gebaseerde hogere douanetarief geheven. De vaststelling van het verschuldigde bedrag aan douanerechten wordt meegedeeld aan de douaneschuldenaar in een belastingaanslag. De belastingaanslag wordt in het douanerecht de “uitnodiging tot betaling” (hierna ook ‘UTB’) genoemd.
2.5. Op 3 juni 2005 heeft Thermotraffic de Douane, na een advies van de Wereldhandelsorganisatie (ook bekend als ‘World Trade Organisation’) over de tariefindeling van bevroren kippenvlees, per fax op de hoogte gesteld van haar standpunt over de gehanteerde GN-post. Dit standpunt hield in dat zij het niet eens was met de indeling van bevroren kippenvlees onder GN-post 0207 en de verschuldigdheid van het hogere douanetarief. Deze fax bevat onder meer de volgende passage:
Omdat Thermotraffic geen reactie van de Douane ontving op bovengenoemd faxbericht, heeft zij deze per fax verzonden brief op 12 juli 2005 nogmaals aan de Douane gezonden per brief. Op 19 juli 2005 heeft Thermotraffic een ontvangstbevestiging van de Douane ontvangen.
2.6. Het gerechtshof Amsterdam heeft in een zaak van een andere belastingplichtige op 15 juni 2006 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van (toen nog) de Europese Gemeenschappen (hierna: ‘HvJ’) gesteld over de geldigheid van Verordening (EG) nr. 1223/2002 (hierna: Verordening) van de Europese Commissie. Artikel 9 van de Verordening bepaalde dat delen van kippen met een zoutgehalte van 1,2 tot 1,9 gewichtspercenten onder GN-code 0207 1410 moesten worden ingedeeld. Het HvJ heeft de Verordening bij arrest van 18 juli 2007 ongeldig verklaard.
2.7. In diverse bezwaarprocedures en verzoeken om terugbetaling/kwijtschelding heeft Thermotraffic gesteld dat het ingevoerde kippenvlees niet onder GN-post 0207 maar onder GN-post 0210 had moeten worden ingedeeld, gelet op het zoutgehalte van het ingevoerde kippenvlees. Een aantal van die procedures heeft geresulteerd in terugbetaling van de te veel betaalde douanerechten. Een aantal verzoeken om terugbetaling is echter ook afgewezen en een aantal bezwaren ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard.
2.8. Tijdens een zitting bij de douanekamer van (toen nog) rechtbank Haarlem op 7 september 2012 in een procedure tussen onder andere Thermotraffic en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam (hierna: ‘de Inspecteur’) hebben Thermotraffic en de Inspecteur een afspraak gemaakt die betrekking had op de zaken die op het moment van de zitting in de bezwaarfase verkeerden. Deze afspraak is als volgt in het proces-verbaal van de zitting opgenomen (p. 3):
2.9. Na de zitting hebben de Inspecteur en Thermotraffic een schriftelijke overeenkomst gesloten over de afwikkeling van de zogeheten “1%-zaken”, welke overeenkomst door beide partijen is ondertekend. In deze overeenkomst van 27 september 2012 zijn onder meer de volgende overwegingen en afspraken neergelegd (p. 2-3; de rechtbank heeft de voetnoten weggelaten):
Met betrekking tot de verdere afhandeling van de beroepsprocedure Thermotraffic Holland B.V. (1.0% zaak) heeft u na de schorsing desgevraagd aan de voorzitter van de Rechtbank Haarlem bevestigd dat u het eens bent met de volgende, door ons ingebrachte argumenten:
- ongezouten kippenvlees bevat 0.2 gewichtspercenten zout; en
- tijdens het productieproces in Brazilië is er aan het kippenvlees 1% zout toegevoegd.
Ook op de vraag van de Rechtbank Haarlem of u het dan eveneens eens bent met onze stelling dat het zoutgehalte van het op deze wijze geproduceerde kippenvlees op het moment van invoer 1.2 gewichtspercenten moet zijn geweest, antwoordde u bevestigend. Tenslotte verklaarde u desgevraagd dat u in de zaak Thermotraffic Holland B.V. opgelegde uitnodiging tot betaling in zult trekken. Daarbij gaf u aan dat u – met betrekking tot de afhandeling van de onderliggende teruggaafverzoeken voor zendingen gezouten en bevroren kippenvlees waaraan eveneens 1% zout is toegevoegd – bereid bent om de met uw collega de heer [naam02] gemaakte afspraken over de bewijslast van het zoutgehalte te respecteren.”
Op basis van de gemaakte afspraken is KPMG Meijburg (hierna: ‘ Meijburg ’ ) namens Thermotraffic begonnen om voor alle betrokkenen – waaronder Thermotraffic – bewijs te leveren.
2.10. Namens Thermotraffic heeft Meijburg de Inspecteur op 23 september 2015 een brief gestuurd waarin zij expliciteert dat de fax van 3 juni 2005 en de brief van 12 juli 2005 (zie onderdeel 2.5 van deze uitspraak) betrekking hebben op alle gedurende de jaren 2004 tot en met 2008 ingediende douaneaangiften, waarbij de tariefindeling van bevroren kippenvlees in geschil is. De Inspecteur heeft deze brief van 23 september 2015 als verzoek om terugbetaling aangemerkt. Volgens de Inspecteur is het verzoek om terugbetaling van 12 juli 2005 reeds op 22 augustus 2005 door de Douane afgehandeld. De Inspecteur merkt de brief van 24 september 2015 daarom aan als ‘afzonderlijk verzoek om terugbetaling’, welk verzoek buiten de driejaarstermijn van artikel 236, lid 2, CDW is ingediend. Het afzonderlijk verzoek om terugbetaling is volgens de Inspecteur daarom niet-ontvankelijk. Namens Thermotraffic is op 25 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, welk bezwaarschrift op 26 oktober 2016 is ontvangen. De Inspecteur heeft Thermotraffic op 28 december 2016 in kennis gesteld van zijn voornemen om de niet-ontvankelijkheid bij uitspraak op bezwaar te bevestigen.
2.11. Vanaf 24 november 2017 is er intensief overleg gevoerd tussen Meijburg en de Inspecteur over de afwikkeling van de zaak.
2.12. Op 24 januari 2018 hebben vier medewerker van de Douane en Meijburg gesproken over de afhandeling van de verzoeken tot teruggaaf van Thermotraffic. In een door Meijburg opgesteld besprekingsverslag is het volgende opgenomen:
2.13. De besprekingen zijn voortgezet en de heren [naam03] en [naam04] van Meijburg hebben de heer [naam05] van de Douane op 28 maart 2018 een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
2.14. Op 6 april 2018 heeft de heer [naam05] van de Douane een e-mail aan de heer [naam03] van Meijburg gestuurd. Daarin is opgenomen:
De heer [naam05] heeft nog een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld, maar heeft de Douane – voordat deze concept vso door beide partijen was ondertekend – verlaten. Hij heeft het dossier overgedragen aan zijn opvolgers.
2.15. Op 11 juli 2018 heeft een bespreking tussen de opvolgers van de heer [naam05] en Meijburg plaatsgevonden. De Inspecteur heeft tijdens deze bespreking onder meer meegedeeld dat daar waar er procedurele belemmeringen waren die aan terugbetaling in de weg zouden staan, deze bij de behandeling van de dossiers betrokken moesten worden. De Inspecteur heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de Inspecteur gehouden is douanerechten terug te betalen.
2.16. Bij brief van 24 juni 2020 van de Inspecteur aan Meijburg met als onderwerp “hervatting bezwaar; uitnodiging inzage”, heeft de Inspecteur aangekondigd de behandeling van het op 26 oktober 2016 ontvangen bezwaarschrift te gaan hervatten. De Inspecteur is voornemens het bezwaar van Thermotraffic ongegrond te verklaren:
2.17. Bij brief van 7 augustus 2020 heeft de advocaat van Thermotraffic gereageerd op de brief van de Inspecteur van 24 juni 2020. Daarin heeft Thermotraffic zich op het standpunt gesteld dat tussen de Douane en Thermotraffic wilsovereenstemming bestond over terugbetaling van teveel betaalde douanerechten. De advocaat van Thermotraffic heeft de Douane gesommeerd om over te gaan tot terugbetaling conform de gemaakte afspraken.
2.18. De Douane heeft geen gevolg gegeven aan de in 2.17 genoemde sommatie van de advocaat van Thermotraffic.
3. Het geschil
3.1. Thermotraffic vordert na eiswijziging om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair:
de Douane te veroordelen om aan Thermotraffic te vergoeden alle schade die Thermotraffic en/of de door haar ter zake de in het geschil zijnde invoeraangiften vertegenwoordigde of bijgestane partijen hebben geleden, lijden of nog zullen lijden als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven tekortkoming dan wel het onrechtmatig handelen van de Douane, ter hoogte van € 26.048.031,74 vermeerderd met een bedrag van € 15.021.285,12 aan invorderingsrente, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag dan wel een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
de Douane te veroordelen, althans te gebieden, om te goeder trouw de onderhandelingen over de tekst van de vaststellingsovereenkomst voort te zetten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waarbij tot uitgangspunt zal dienen de op 24 januari 2018 en 27 maart 2018 bereikte overeenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag of dagdeel, tot een maximum van € 10.000.000, wanneer gedaagde in gebreke zou blijven om (tijdig) aan het vonnis te voldoen;
in alle gevallen:
de Douane te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen maar niet beperkt tot de nakosten, waaronder begrepen de kosten voor betekening van uw vonnis in dezen en het nasalaris advocaat.
3.2. Thermotraffic legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat tussen Thermotraffic en de Douane op 24 januari en 27 maart 2018 wilsovereenstemming hebben bereikt over de volgende punten:
- de Douane zou overgaan tot terugbetaling van teveel afgedragen douanerechten voor de ladingen kippenvlees waarvoor kan worden aangetoond dat die voldoen aan de eisen om onder GN-post 0210 te vallen;
- om onder GN-post 0210 te vallen moet het kippenvlees minimaal 1,2% zout bevatten, kippenvlees bevat van nature 0,2% zout dus er moet worden aangetoond dat er (minimaal) 1% zout is toegevoegd;
- Thermotraffic kan de zouttoevoeging aantonen door onder meer de zoutvermelding op de aangifte, bescheiden, receptuur of leveranciersverklaring, welke vermelding als zouttoevoeging zal hebben te gelden;
- de afspraken gelden voor alle aangiften die vallen onder de drie hoofdprocessen die zijn opgenomen in de e-mail van 28 maart 2018. Categorie C in dat bericht omvat alle aangiften uit het besprekingsverslag van 24 januari 2018.
Deze wilsovereenstemming kwalificeert volgens Thermotraffic als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) en is een fiscaal compromis (hierna: ‘de Overeenkomst’). In ieder geval meent Thermotraffic dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen (in de zin van artikel 3:35 BW) dat partijen overeenstemming hadden bereikt. Indien zou moeten worden aangenomen dat enkele onderdelen nog niet geregeld waren, doet dat niet af aan de bereikte wilsovereenstemming en is in ieder geval sprake van een rompovereenkomst. Eventuele leemten in de wilsovereenstemming moeten worden opgevuld door de redelijkheid en billijkheid. Aangezien de Douane tijdens een bespreking van 11 juli 2018 heeft verklaard zich niet gebonden te achten aan de Overeenkomst, is de Douane sinds die datum in verzuim. Doordat de Douane heeft gezegd geen uitvoering te willen geven aan de Overeenkomst is hij tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de Overeenkomst en is hij op grond van artikel 6:74 BW gehouden de schade die Thermotraffic en/of de door haar vertegenwoordigde partijen hebben geleden te vergoeden, aldus nog steeds Thermotraffic.
3.3. Thermotraffic legt – indien en voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen die uitgevoerd kan worden – aan haar primaire (en ook aan de subsidiaire) vordering ten grondslag dat de Douane onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW doordat hij de onderhandelingen heeft afgebroken. De onderhandelingen tussen partijen verkeerden in een dusdanig vergevorderd stadium dat Thermotraffic er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. Het door de Douane afbreken van de onderhandelingen in weerwil van het gerechtvaardigde totstandkomingsvertrouwen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 en 6:248 BW en daarmee onrechtmatig jegens Thermotraffic. De Douane moet de schade die Thermotraffic daardoor lijdt vergoeden. De schade bestaat uit het positief contractsbelang, te weten de misgelopen terugbetaling van teveel afgedragen douanerechten conform de Overeenkomst.
3.4. Thermotraffic begroot haar schade op € 26.048.031,74 aan teveel afgedragen douanerechten en € 15.021.285,12 aan invorderingsrente.
3.5. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de Overeenkomst niet tot stand is gekomen en de Douane eveneens niet gehouden is het positieve contractsbelang van Thermotraffic te vergoeden, dan vordert Thermotraffic (feitelijk: meer) subsidiair dat de Douane wordt veroordeeld om de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst te goeder trouw voort te zetten conform de uitgangspunten van de vaststellingsovereenkomst, op straffe van een dwangsom.
3.6. De Staat voert verweer. De Staat concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Thermotraffic, althans tot afwijzing van de vorderingen van Thermotraffic, met veroordeling van Thermotraffic in de kosten van deze procedure.
3.7. De Staat voert primair aan dat Thermotraffic niet-ontvankelijk is bij de civiele rechter, en dat onherroepelijk vaststaande beschikkingen van de Douane formele rechtskracht hebben. Subsidiair betwist de Douane dat (i) een overeenkomst met Thermotraffic is gesloten en (ii) zij verplicht is met Thermotraffic (verder) te onderhandelen over een overeenkomst. De Douane betwist voorts de door Thermotraffic gestelde schade.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid civiele rechter
4.1. De rechtbank zal eerst beoordelen of Thermotraffic in haar vorderingen kan worden ontvangen. Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling tussen de civiele rechter en de belastingrechter is dat geen rol voor de civiele rechter is weggelegd wanneer de belastingrechter bevoegd is kennis te nemen van een geschil en de fiscale procedure ter zake van dat geschil voldoende rechtsbescherming biedt. Volgens art. 26 lid 1, aanhef en onder b, AWR kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit, in afwijking van art. 8:1 Awb, slechts beroep bij de belastingrechter worden ingesteld, indien het gaat om een voor bezwaar vatbare beschikking.
4.2. Thermotraffic legt in deze procedure de vraag voor of de Douane in strijd heeft gehandeld met een overeenkomst die zij met de Douane heeft gesloten. Deze overeenkomst hield volgens Thermotraffic in dat de Douane teveel betaalde douanerechten aan haar zou terugbetalen. Thermotraffic meent dat de Douane deze overeenkomst niet is nagekomen en vordert dat de Douane wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit het bedrag aan teveel betaalde douanerechten. Daarmee legt Thermotraffic in de kern de vraag voor of de Douane deze teveel betaalde douanerechten aan haar moet terugbetalen.
4.3. Uit het arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad in de zaak Abacus/Staat volgt dat geschillen over de heffing van belasting in beginsel uitsluitend aan de belastingrechter en niet aan de civiele rechter kunnen worden voorgelegd, ook als het geschil gaat over de uitleg van een met de inspecteur gesloten overeenkomst. De inhoud en wijze van totstandkoming van een aanslag, die door de belastingrechter moet worden beoordeeld, wordt bepaald door die overeenkomst, zodat ook die overeenkomst door de belastingrechter moet worden beoordeeld. De belastingrechter beoordeelt daarbij volledig óf een overeenkomst tot stand is gekomen, welke verbintenissen eruit voortvloeien, in hoeverre die nagekomen moeten worden en of zij zijn nagekomen, en of de overeenkomst op juiste wijze tot stand is gekomen.
4.4. Ook de belastingkamer van de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de belastingrechter toetst of sprake is van wanprestatie:
4.5. Thermotraffic heeft verschillende fiscale (bezwaar- en/of beroeps)procedures lopen naar aanleiding van UTB’s en/of verzoeken tot terugbetaling/kwijtschelding. In het kader van die procedures is Thermotraffic met de Inspecteur gaan praten over een regeling die een einde zou maken aan (een deel van) de lopende procedures. Thermotraffic stelt dat zij met de Douane een regeling heeft getroffen die inhield dat de Douane alle volgens deze regeling teveel betaalde douanerechten aan haar zou terugbetalen.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank is het de belastingrechter die bevoegd is te beoordelen of tussen Thermotraffic en de Douane een overeenkomst tot stand is gekomen, welke verplichtingen uit die overeenkomst voortvloeien, en of de Douane deze verplichtingen is nagekomen. De belastingrechter is namelijk bevoegd om in douaneprocedures te oordelen, aangezien een UTB een voor bezwaar vatbare beschikking is, waartegen bezwaar kan worden gemaakt (artikel 44 van het DWU; voorheen artikel 243 van het CDW) en/of een verzoek om kwijtschelding/terugbetaling kan worden ingediend (artikelen 116 e.v. van het DWU; voorheen 236 e.v. CDW) en de belastingrechter bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen een uitspraak op bezwaar. De belastingrechter dient eventuele contractuele verplichtingen, waarvan Thermotraffic betoogt dat hiervan sprake is, in zijn oordeel te betrekken. Dit betekent dat de belastingrechter bij de beoordeling van de UTB’s of de verzoeken tot terugbetaling zal beoordelen of tussen Thermotraffic en de Douane een overeenkomst tot stand is gekomen, welke verplichtingen uit die overeenkomst voortvloeien en of de Douane deze verplichtingen is nagekomen. Daarmee kan Thermotraffic bij de gespecialiseerde belastingrechter hetzelfde bereiken als wat zij in deze procedure nastreeft, namelijk terugbetaling van teveel betaalde douanerechten en de rente daarover.
4.7. Thermotraffic heeft aangevoerd dat zij geen nakoming van de met de Douane gesloten overeenkomst vordert, maar primair schadevergoeding op grond van wanprestatie. In haar visie valt de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding niet samen met de toetsing of de uitgereikte UTB’s rechtmatig zijn. Zij heeft in dat kader verwezen naar het arrest van de Hoge Raad in de zaak Etam/Zoetermeer , waarin de Hoge Raad volgens haar heeft geoordeeld dat een partij die schadevergoeding wegens wanprestatie vordert zich steeds onmiddellijk tot de civiele rechter kan wenden.
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank is de door de Hoge Raad in het arrest Etam/Zoetermeer geformuleerde regel niet zonder meer van toepassing op zaken waarin met de fiscus een (vaststellings)overeenkomst of fiscaal compromis is gesloten. Aan de zaak Etam/Zoetermeer lag een geschil in het ruimtelijk bestuursrecht ten grondslag. De Hoge Raad overwoog dat de bestuursrechter in dergelijke zaken niet toetst of de overheid toerekenbaar tekort is geschoten in de naleving van de verplichting die zij bij een (bevoegdheden)overeenkomst op zich heeft genomen, maar of er reden is het besluit te vernietigen wegens strijd met de wet of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder (indien de wederpartij een beroep op een overeenkomst doet) met name het vertrouwensbeginsel. Die toetsing wordt niet alleen bepaald door een uitleg van de overeenkomst en daarmee verband houdende beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het vertrouwen van de wederpartij in de totstandkoming van een besluit met een bepaalde inhoud, maar ook door regels van publiekrecht en door de eventueel bij het besluit betrokken belangen van derden en het algemeen belang, die zich tegen het nemen van het (in de (bevoegdheden)overeenkomst) overeengekomen besluit kunnen verzetten.
4.9. De belastingrechter kan een (vaststellings)overeenkomst of fiscaal compromis op intensieve wijze bij zijn toetsing betrekken . Belangen van derden zijn, in tegenstelling tot in het bestuursrecht, in belastingzaken meestal niet aan de orde. Bij de toetsing van een aanslag spelen de inhoud van de gemaakte afspraken en het toetsen aan de overeenkomst zelf dus een belangrijke rol. De toetsing of een aanslag rechtmatig is en de beoordeling of bij het opleggen van de aanslag sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit een fiscale bevoegdhedenovereenkomst, vallen vrijwel samen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onder die omstandigheden geen rol voor de civiele rechter is weggelegd om de vordering van Thermotraffic tot schadevergoeding op grond van wanprestatie te beoordelen. In de onderhavige zaak speelt ook niet een mogelijke uitzondering, zoals dat (nog) geen beschikking is gegeven (of ‘UTB is uitgereikt’) waardoor het voor de belastingplichtige niet mogelijk is bezwaar te maken en een fiscale procedure te starten. De vraag of de Douane in het licht van een (mogelijk) met Thermotraffic gesloten (vaststellings)overeenkomst gehouden is om betaalde douanerechten terug te betalen, dient dan ook niet door de civiele rechter maar door de gespecialiseerde belastingrechter te worden beoordeeld. Thermotraffic kan deze bevoegdheidsverdeling niet omzeilen door het geschil civielrechtelijk in te kleden en in de sleutel van wanprestatie te plaatsen.
De subsidiaire grondslag voor de primaire vordering en de subsidiaire vordering
4.10. Indien en voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen die uitgevoerd kan worden, heeft Thermotraffic haar primaire vordering mede (subsidiair) gebaseerd op onrechtmatige daad. Volgens haar waren de onderhandelingen over een overeenkomst in een dermate vergevorderd stadium gekomen, dat Thermotraffic er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen.
4.11. Uit het lichaam van de dagvaarding (nrs. 3.15 en 4.4) leidt de rechtbank verder af dat de subsidiaire vordering om de onderhandelingen te goeder trouw voort te zetten voorwaardelijk is ingesteld, namelijk “(uitsluitend) indien en voor zover” de rechtbank van oordeel zou zijn dat er geen sprake is van een (perfecte) overeenkomst en de Douane eveneens niet gehouden is het positieve contractsbelang van Thermotraffic te vergoeden.
4.12. De rechtbank komt niet toe aan de vraag of tussen Thermotraffic en de Douane een overeenkomst tot stand is gekomen. De belastingrechter zal – indien hij van oordeel is dat geen overeenkomst tussen Thermotraffic en de Douane tot stand is gekomen – echter geen oordeel kunnen geven over de vraag of de onderhandelingen in een dermate vergevorderd stadium waren gekomen dat Thermotraffic er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen en evenmin oordelen over de voorwaardelijk gevorderde voortzetting van de onderhandelingen. Omdat de subsidiaire grondslag voor de primaire vordering en de subsidiaire vordering eerst aan de orde kunnen komen als de belastingrechter heeft geoordeeld dat tussen Thermotraffic en de Douane geen overeenkomst tot stand is gekomen, zal de rechtbank deze procedure en iedere verdere beslissing aanhouden totdat in de rechtsgang bij de belastingrechter onherroepelijk op dit punt is beslist.
4.13. De rechtbank zal de zaak daarom naar de parkeerrol verwijzen. Zodra in de procedure bij de belastingrechter onherroepelijk is beslist over de vraag of tussen Thermotraffic en de Douane een overeenkomst tot stand is gekomen, kan Thermotraffic de zaak weer opbrengen, onder overlegging van de uitspra(a)k(en), en met een beknopte toelichting wat de consequenties daarvan zijn voor deze zaak. De Douane mag daar vervolgens bij akte op reageren.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart Thermotraffic niet-ontvankelijk in haar primaire vordering voor zover die is gebaseerd op schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW;
5.2. verwijst de zaak naar de parkeerrol van april 2024 met de bedoeling zoals weergegeven onder 4.13;
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers, mr. C.J-A. Seinen en mr. S.P.M. van den Maagdenberg en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.