Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een BV is houder van een coffeeshop. De BV heeft niet aan zijn administratieplicht voldaan, omdat de inkoop van softdrugs niet goed is vastgelegd. De inspecteur legt de BV voor het jaar 2000 met omkering van de bewijslast een aanslag op die is gebaseerd op een belastbaar inkomen van 264.821 gulden. Het Hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de aanslag terecht is vastgesteld met omkering en verzwaring van de bewijslast. Voorts oordeelt het Hof met de Rechtbank dat bij de BV sprake is geweest van het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat onjuist aangifte werd gedaan en dat de vergrijpboete van 50 percent in beginsel passend en geboden is. Maar wegens het overschrijden van de redelijke termijn heeft de Rechtbank de vergrijpboete terecht met 25 percent verminderd, aldus het Hof. Maar voor een verdere vermindering is volgens het Hof geen plaats. Tegen dit oordeel heeft de BV cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof heeft beoordeeld of de opgelegde boete gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie is voor het vergrijp dat is begaan. Het is echter niet duidelijk of het Hof daarbij rekening heeft gehouden met de omgekeerde bewijslast (vgl. HR 18 januari 2008, nr. 41832, BNB 2008/165, onderdeel 3.6.8), aldus de Hoge Raad. De zaak is op dit punt verwezen. Voor wat betreft de overige cassatiemiddelen doet de Hoge Raad de zaak af met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2000
Instantie
HR
Datum instantie
20 februari 2009
Rolnummer
08.00928
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH3321

Naar de bovenkant van de pagina