Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Als een buitenlandse belastingplichtige opteert voor binnenlandse belastingplicht dan wordt voor de belastingheffing, net als bij ingezetenen, uitgegaan van het wereldinkomen.
Maar hoe wordt dubbele belastingheffing voorkomen als er Nederlandse inkomensbestanddelen in het spel zijn die op grond van een belastingverdrag aan een ander land zijn toegewezen?
In een dergelijke situatie dient de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting volgens de regels van het Uitvoeringsvoeringsbesluit Wet IB 2001 te worden bepaald volgens de vrijstellingsmethodiek met progressievoorbehoud.
De enkele omstandigheid dat bij de toepassing van artikel 2.5 Wet IB 2001 het wereldinkomen als uitgangspunt wordt genomen, betekent met toepassing van deze vrijstellingsmethodiek niet dat Nederland daarmee belasting heft over inkomensbestanddelen die aan een ander land zijn toegewezen, aldus de Hoge Raad.
Het andersluidende oordeel van Hof Den Bosch dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering waarvan het heffingsrecht aan België is toegewezen, in het geheel niet tot het wereldinkomen mag worden gerekend, is onjuist.
De Hoge Raad oordeelt voorts dat bij de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van de arbeidsongeschiktheidsuitkering ook rekening moet worden gehouden met het (negatieve) eigenwoningsaldo van de in het buitenland gelegen woning.
Het cassatieberoep van de Staatssecretaris wordt gegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
31 januari 2014
Rolnummer
12/05227
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:168
bwbid=bwbr0&artikel=2.5

Naar de bovenkant van de pagina