Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Centrale Raad van Beroep (CRvB 6 december 2016, 16/3986 PW, ECLI:NL:CRVB:2016:4487) heeft uitspraak gedaan over een zorgbehoevende bijstandsgerechtigde (X; belanghebbende) die samenwoont met haar zorgverlener (Y). In die situatie worden een samenwonende broer en zus voor de bijstand niet als gehuwden beschouwd, maar andere ongehuwd samenwonenden wel.

De CRvB heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardiging is voor verschillende behandeling van samenwonende tweedegraadsbloedverwanten (zoals broers en zussen) en andere ongehuwd samenwonenden, indien één van hen zorgbehoevend is. X heeft in beginsel recht op bijstand als alleenstaande.

Tegen dit oordeel heeft het college van B en W van Eindhoven cassatieberoep ingesteld. 

Met de CRvB concludeert A-G Wattel dat er sprake is van een ongerechtvaardigd privilege voor tweedegraads bloedverwanten. Wisselende regeringen hebben steeds verklaard geen rechtvaardiging te zien voor verschillende behandeling van samenwonende tweedegraads bloedverwanten en andere ongehuwd samenwonenden in de socialezekerheidswetgeving. Volgens de A-G moet rechtsherstel echter aan de wetgever worden overgelaten.

Conclusie: het cassatieberoep van het college van B en W is gegrond; het discriminatieverbod is geschonden en de wetgever dient het privilege op te heffen zonder daarbij nieuwe ongelijkheid te creëren.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2015
Instantie
A-G
Datum instantie
29 augustus 2017
Rolnummer
17/00196
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:907
NLF-nummer
NLF 2017/2211
Aflevering
21 september 2017

Naar de bovenkant van de pagina