Direct naar content gaan

Samenvatting

Tweede cassatieberoep naar aanleiding van HR 18 maart 2016, 11/01551bis, ECLI:NL:HR:2016:440.

X (bv; belanghebbende) heeft mobiele telefoons geleverd aan buitenlandse afnemers. Zij was betrokken bij btw-carrouselfraude. In geschil is of X toepassing van het nultarief kan worden geweigerd op de enkele grond dat sprake is van betrokkenheid bij (carrousel)fraude.

De Hoge Raad heeft op 8 maart 2013 in deze zaak een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ. Het HvJ (18 december 2014, C‑131/13, C‑163/13 en C‑164/13, ECLI:EU:C:2014:2455) heeft deze vraag niet-ontvankelijk verklaard in de gevoegde zaken Italmoda en Turbu.com. De Hoge Raad heeft de zaak daarop verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Volgens het verwijzingshof had X bij de toepassing van het nultarief moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude in het kader van een keten van leveringen. Gelet hierop dient aan X de toepassing van het nultarief te worden geweigerd. Hetgeen X heeft gesteld over de mogelijke strijd met het Unierecht en de internationale verdragen van de weigering van de toepassing van het nultarief wijzigt de uitkomst van de procedure niet. Een belastingplichtige die moedwillig bij fraude is betrokken, kan geen aanspraak maken op de bescherming die het Unierecht en de internationale verdragen bieden in situaties waarin geen sprake is van fraude.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Om het nultarief wegens carrouselfraude te weigeren is vereist dat wordt vastgesteld (i) hoe de desbetreffende keten van leveringen was ingericht en welke plaats de betrokken ondernemer in die keten innam, (ii) in welke schakel(s) van die keten btw-fraude werd gepleegd en wat die btw-fraude inhield, en (iii) dat en op welke gronden geoordeeld moet worden dat die ondernemer wist of had moeten weten dat de btw-fraude plaatsvond in die keten.

Het oordeel van het Hof is op dit punt onvoldoende gemotiveerd, oordeelt de Hoge Raad.

De zaak is verwezen naar Hof Den Haag.

Voorafgaande procedures

Deze procedure inzake carrouselfraude is de enige van een cluster van vijf zaken waarin A-G Van Hilten op 19 april 2012 conclusie nam en waarover nog wordt geprocedeerd. De Hoge Raad stelde in 2013 in de onderhavige procedure een prejudiciële vraag. Deze zag erop of het weigeren van het nultarief een wettelijke basis behoeft wanneer vaststaat dat er sprake is van btw-fraude en de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij daaraan deelnam. Het HvJ verklaarde deze vraag niet-ontvankelijk omdat de Hoge Raad niet had vastgesteld dat sprake was van btw-fraude. In hetzelfde arrest beantwoordde het HvJ een overeenkomstige vraag overigens wel, inzake Italmoda. Bij wetenschap van btw-fraude moet het nultarief worden geweigerd, ook al is er in de nationale wet geen bepaling van die strekking. De Hoge Raad heeft de behandeling van de procedure verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Hof Arnhem-Leeuwarden citeert uitgebreid uit een proces-verbaal van de FIOD-ECD, dat onder andere tapverslagen bevat en overweegt vervolgens dat uit het dossier van de FIOD-ECD onder andere volgt dat er in de keten ploffers zaten. Het Hof overweegt dat belanghebbende, Turbu.com, wist of had moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude in een keten, zodat het nultarief ter zake van intracommunautaire leveringen moest worden geweigerd.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2001-2003
Instantie
HR
Datum instantie
19 januari 2018
Rolnummer
16/06245
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:51
Auteur(s)
mr. dr. A.E. Spiessens
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2018/0253
Aflevering
1 februari 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1247
bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=9&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina