Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft bij Hof Den Bosch met succes geprocedeerd over een aan hem opgelegde aanslag OZB voor het jaar 2019. Bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding is het Hof conform punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb uitgegaan van een waarde per punt van € 541.

In cassatie betoogt X dat het Hof had moeten uitgaan van een waarde per punt van (destijds) € 759.

De Hoge verklaart het cassatieberoep gegrond. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in het arrest van 27 mei 2022 (21/02977, ECLI:NL:HR:2022:752, r.o. 5.8) moet punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb wegens strijd met het discriminatieverbod van artikel 1 GW buiten toepassing blijven.

De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad doet de zaak af door de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep vast te stellen op € 419 (= 2 × € 837 × 0,25).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
14 april 2023
Rolnummer
22/02629
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:573
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2023/0922
Aflevering
27 april 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5726
bwbr0001840&artikel=1,bwbr0001840&artikel=1,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0006358&artikel=1,bwbr0006358&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina