Samenvatting
Fiscale eenheid X (belanghebbende) verkoopt online diverse producten op het gebied van gezondheid, afslanken, verzorging, seksualiteit en overige producten. Van X is omzetbelasting nageheven.
De Inspecteur stelt dat X ten onrechte het verlaagde tarief heeft toegepast op onder meer de levering van N2O-patronen (lachgas). De N2O-patronen zijn speciaal ontwikkeld voor het gebruik in de door dezelfde fabrikant ontworpen spuitbus. Van N2O is bekend dat dit ook wordt gebruikt als roesmiddel.
Volgens Rechtbank Gelderland is het verlaagde tarief niet van toepassing op de N2O-patronen. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de N2O-patronen door consumenten in het grootste deel van de gevallen worden gebruikt als roesmiddel.
X heeft hoger beroep ingesteld en Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat gegrond.
Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat de N2O-patronen kennelijk bestemd zijn om te worden aangewend voor de bereiding van slagroom, espuma’s, en dergelijke. Partijen houdt enkel verdeeld het antwoord op de vraag of de N2O ten dele in de eetwaar opgaat als bedoeld in tabel I, post a.1, Wet OB 1968. Dat is volgens het Hof het geval. Gelet op de volumetoename van het eindproduct (zoals de opgeklopte slagroom of de espuma) en de oplosbaarheid van N2O in zowel water als vet, is het Hof van oordeel dat de hoeveelheid N2O die opgaat in de eetwaar niet verwaarloosbaar klein is.
X heeft derhalve terecht het verlaagde tarief toegepast op de levering van de N2O-patronen. De naheffingsaanslag wordt verminderd.
BRON
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X bv en Y bv cs te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 mei 2019, nummers AWB 17/5343 en 17/5344, ECLI:NL:RBGEL:2019:2038 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 50.876. Bij beschikking is belastingrente berekend van € 7.007.
1.2. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 546.786. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 20.752 en een vergrijpboete opgelegd van € 273.393.
1.3. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 verminderd tot € 50.710, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 verminderd tot € 545.480, de boete verminderd tot € 414, de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoed.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende verkoopt via haar website [X] .nl diverse producten op het gebied van gezondheid, afslanken, verzorging, seksualiteit en overige producten. Via de websites [A] .nl en [B] .nl verkoopt belanghebbende CO2patronen van 8 gram en 16 gram, N2Opatronen (lachgas) van 7,5 gram en bijbehorende spuiten en houders (hierna: spuitbus) aan consumenten en bedrijven in Nederland en in het buitenland. Daarnaast levert belanghebbende deze CO2patronen en N2Opatronen rechtstreeks aan drogisterijen, groothandels en winkels. De N2Opatronen worden verkocht in dozen van 50 stuks. Belanghebbende biedt verpakkingen aan met 1, 2, 3, 6 en 12 dozen per verpakking.
2.2. De N2O-patronen zijn speciaal ontwikkeld voor het gebruik in de door dezelfde fabrikant ontworpen spuitbus. Van N2O is bekend dat dit ook wordt gebruikt als roesmiddel.
2.3. Niet geklopte slagroom bestaat voornamelijk uit vaste vetbolletjes, vloeibaar vet, eiwitten en water. N2O is oplosbaar in zowel water als vet.
2.4. Het opkloppen van slagroom met N2Opatronen gaat als volgt:
- Gekoelde vloeibare slagroom wordt in de spuitbus gedaan.
- De spuitbus wordt dichtgedraaid.
- Het N2Opatroon met patroonhouder wordt aangedraaid waardoor het ventiel van het N2Opatroon zich opent.
- De spuitbus komt onder druk te staan.
- De N2O komt in contact met de slagroom.
- Vervolgens wordt de spuitbus geschud en mengt een deel van de N2O met het water en het vet van de slagroom en lost daarin op.
- Door het openen van de spuitmond van de spuitbus komt de slagroom met daarin opgeloste N2O onder atmosferische druk.
- De N2O drijft de slagroom naar buiten (uitdrijffunctie) en blaast de slagroom op (opblaasfunctie) waardoor de slagroom in volume toeneemt (ongeveer 4x) en het eindproduct, de opgeklopte slagroom, ontstaat.
- Bij het uitdrijven van de slagroom vervliegt een deel van de N2O. In het water en het vet van de opgeklopte slagroom zit echter nog N2O opgelost en ook in de bellen van de opgeklopte slagroom zit N2O.
- De N2O verdwijnt langzaam uit de bellen van de opgeklopte slagroom waardoor de opgeklopte slagroom langzaam in volume afneemt en uiteindelijk weer in een vloeistof verandert. Ter zitting bij het Hof bleek de aldaar namens belanghebbende opgeklopte slagroom na een uur in volume te zijn afgenomen. Op dat moment was het nog geen vloeistof.
2.5. Een consument consumeert doorgaans de met N2Opatronen opgeklopte slagroom of andere met N2Opatronen opgeklopte eetbare eindproducten, zoals espuma, in opgeklopte vorm. De consument krijgt door deze consumptie N2O binnen.
2.6. Vanaf 1 oktober 2011 heeft belanghebbende de leveringen van de N2Opatronen aangegeven naar het verlaagde tarief.
2.7. De Inspecteur heeft op 26 oktober 2016 een boekenonderzoek omzetbelasting aangekondigd. Het onderzoek heeft als doel de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 30 september 2016. Het onderzoek is uitgebreid met de aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2016.
2.8. Het controlerapport met dagtekening 10 april 2017 vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
Omzet ex btw |
||||||
totalen |
Volgens bijlage |
6% |
ontvangsten |
19/119 |
21/121 |
correctie |
2012 |
91.661 |
5.500 |
97.161 |
15.513 |
10.013 |
|
2013 |
329.629 |
19.778 |
349.407 |
60.641 |
40.863 |
|
2014 |
594.308 |
35.658 |
629.966 |
109.333 |
73.675 |
|
2015 |
1.416.158 |
84.969 |
1.501.127 |
260.526 |
175.557 |
|
2016 |
2.400.267 |
144.016 |
2.544.283 |
44.570 |
297.554 |
2.9. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 50.876. Een bedrag van € 120 heeft betrekking op de levering van CO2patronen van 16 gram, een bedrag van € 166 op de levering van CO2patronen van 8 gram en het resterende bedrag heeft betrekking op de levering van N2Opatronen.
2.10. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 546.786. Een bedrag van € 386 heeft betrekking op de levering van CO2patronen van 16 gram, een bedrag van € 1.306 op de levering van CO2patronen van 8 gram en het resterende bedrag op de levering van N2Opatronen.
2.11. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 verminderd tot € 50.710, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 verminderd tot € 545.480, de boete verminderd tot € 414, de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoed. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de CO2patronen van 8 gram onder het verlaagde tarief vallen en heeft de naheffingsaanslagen verminderd met de bedragen die zien op de leveringen van CO2patronen van 8 gram. De Rechtbank heeft voorts geoordeeld dat het standpunt van belanghebbende dat de N2Opatronen onder het verlaagde tarief vallen pleitbaar is. Het bedrag van de boete ziet na vermindering derhalve alleen nog op de leveringen van CO2patronen van 16 gram.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de levering van N2Opatronen onderworpen is aan het verlaagde omzetbelastingtarief. Hierbij is in geschil of de N2O bij de bereiding van eetwaren gedeeltelijk in het product opgaat als bedoeld in post a.1 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 tabel I (hierna: Wet OB; Tabel I). Voorts heeft belanghebbende ten aanzien van het toepassen van het verlaagde omzetbelastingtarief op de levering van N2Opatronen een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
3.2. Naar aanleiding van de zitting bij het Hof is tussen partijen niet meer in geschil dat de boete moet worden vernietigd.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Btwrichtlijn in samenhang bezien met bijlage III van de Btw-richtlijn kunnen de lidstaten een verlaagd tarief toepassen voor levensmiddelen (met inbegrip van dranken, maar met uitsluiting van alcoholhoudende dranken) voor menselijke en dierlijke consumptie, levende dieren, zaaigoed, planten en ingrediënten die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, alsmede producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen.
4.2. Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de bij artikel 98 van Btwrichtlijn geboden mogelijkheid een verlaagd btwtarief toe te passen, heeft de lidstaat bijgevolg, mits hij het aan het gemeenschappelijke btwstelsel inherente beginsel van fiscale neutraliteit eerbiedigt, de mogelijkheid de toepassing van dit verlaagde btwtarief te beperken tot concrete en specifieke aspecten van deze categorie. De aldus aan de lidstaten toekomende mogelijkheid het verlaagde btwtarief selectief toe te passen vindt met name haar rechtvaardiging in de overweging dat, aangezien dit tarief de uitzondering vormt, de beperking van de toepassing ervan tot concrete en specifieke aspecten in overeenstemming is met het beginsel dat uitzonderingen of afwijkingen strikt moeten worden uitgelegd (zie: HvJ 6 mei 2010, C94/09 (Commissie/Frankrijk), p 28 en 29; HvJ 22 april 2021, C-703/19 (J.K.), p. 35-45; zie ook HR 30 juni 1999, nr. 34.621, ECLI:NL:HR:1999:AA2816).
4.3. In Nederland geldt ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet OB een verlaagd tarief voor leveringen van goederen en diensten genoemd in Tabel I. In post a.1, onderdeel b, van Tabel I is opgenomen: producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de N2O-patronen kennelijk bestemd zijn om te worden aangewend voor de bereiding van slagroom, espuma’s en dergelijke. Partijen houdt enkel verdeeld het antwoord op de vraag of de N2O ten dele in de eetwaar opgaat. Het Hof acht belanghebbende, op wie de bewijslast rust, er gelet op de onder 2.3 tot en met 2.5 weergegeven feiten in geslaagd aannemelijk te maken dat ook aan de tweede in de tabelpost genoemde voorwaarde (‘geheel of ten dele opgaan’) wordt voldaan. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat in post a.1, onderdeel b, van Tabel I geen minimum hoeveelheid wordt gesteld van het product dat moet opgaan in de eetwaar. Gelet op de volumetoename van het eindproduct (zoals de opgeklopte slagroom of de espuma) en de oplosbaarheid van N2O in zowel water als vet, is het Hof van oordeel dat de hoeveelheid N2O die opgaat in de eetwaar niet verwaarloosbaar klein is. Belanghebbende heeft derhalve terecht het verlaagde tarief toegepast op de levering van de N2Opatronen.
4.5. Gelet op het vorenstaande behoeft het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel geen bespreking meer.
4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat, indien het verlaagde tarief van toepassing is op de levering van de N2Opatronen, de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 moet worden verminderd naar € 120 en de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 naar € 386.
Belastingrente
4.7. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is in zoverre slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van de naheffingsaanslagen betreft.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het bezwaar en het beroep vastgesteld op € 1.024. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan zal uitgaan.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068 (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting,) wegingsfactor 1 € 534).
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 tot € 120,
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 tot € 386,
- vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig,
- vernietigt de over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 opgelegde boete,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 1.068, en
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 519 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 1 juni 2021