Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak betreft een op 19 december 2017 tegen de Belgische vennootschap CPB uitgevaardigd dwangbevel voor de invordering van btw, een geldboete en wettelijke rente. Het dwangbevel heeft betrekking op de levering van diensten die CPB aan de Zwitserse vennootschap CSG heeft gefactureerd zonder dat daarbij btw in rekening is gebracht.

CSG is sinds februari 2012 in België voor btw-doeleinden geïdentificeerd voor haar verkoopactiviteiten op het gebied van producten op koolstofbasis. CPB heeft op 9 november 2011 bij de Belgische belastingdienst om een ruling verzocht en heeft deze op 31 januari 2012 verkregen. In deze ruling werd onder meer verklaard dat haar activiteiten niet inhielden dat CSG een vaste inrichting had in de zin van de Belgische Wet IB en artikel 5 Verdrag België-Zwitserland. Na een controle in 2017 was de Belgische belastingdienst echter van mening dat CSG wel een vaste inrichting had in België in de zin van de btw-wetgeving en dat de litigieuze diensten die in de jaren 2014, 2015 en 2016 werden verricht bijgevolg moesten worden geacht in België te zijn gesitueerd.

De bijzonderheden van de onderhavige zaak zijn gelegen in het feit dat CPB, hoewel zij deel uitmaakt van een en hetzelfde concern, een afzonderlijke juridische entiteit is die geen dochteronderneming van CSG is, en dat de belastingdienst CPB wil aanmerken als dienstverrichter én als verstrekker van materiële en personele middelen voor een vaste inrichting van de afnemer van deze diensten, te weten CSG, waarvan de zetel van de economische activiteit zich buiten het grondgebied van de Unie bevindt.

De Cour d’appel de Liège (België) heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

Artikel 44 Btw-richtlijn en artikel 11 Btw-uitvoeringsverordening moeten aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige dienstontvanger wiens zetel van de bedrijfsuitoefening buiten de Europese Unie is gevestigd, niet over een vaste inrichting beschikt in de lidstaat waar de – juridisch van deze dienstontvanger gescheiden – verrichter van de betrokken diensten is gevestigd indien hij aldaar niet beschikt over een, wat personeel en technische middelen betreft, geschikte structuur die deze vaste inrichting kan vormen, ook al verricht de belastingplichtige dienstverrichter, ter uitvoering van een exclusieve contractuele verbintenis, ten behoeve van die belastingplichtige dienstontvanger loonwerkdiensten alsmede een reeks bijkomende of aanvullende diensten die bijdragen tot de verwezenlijking van de economische activiteit van de belastingplichtige dienstontvanger in deze lidstaat.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2014-2016
Instantie
HvJ
Datum instantie
29 juni 2023
Rolnummer
C-232/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:530
Auteur(s)
mr. dr. W.J. Blokland
Vrije Universiteit/Hof Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2023/1534
Aflevering
13 juli 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5866
bwbr0002629&artikel=6&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbv0001563&artikel=5,bwbv0001563&artikel=5,celex32006l0112&artikel=44,celex32006l0112&artikel=44

Naar de bovenkant van de pagina