Direct naar content gaan

Samenvatting

De Nederlandse Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft met dagtekening 8 maart 2018 een A1-verklaring aan Rijnvarende X (belanghebbende) afgegeven. In deze verklaring wordt het Nederlandse socialezekerheidsrecht van toepassing verklaard voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2019. Tegen deze A1-verklaring heeft X tevergeefs rechtsmiddelen aangewend.

Daarop heeft de Inspecteur aan X voor de jaren 2016 en 2017 aanslagen IB/PVV opgelegd waarbij hij ervan uit is gegaan dat X verplicht verzekerd is in Nederland voor de PVV.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil: (a) of X van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 premieplichtig was in Nederland; (b) of de in Liechtenstein ingehouden premies aftrekbaar of verrekenbaar zijn; (c) of sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel; (d) of X recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade wegens de lange duur van bezwaar en beroep; en (e) de vergoeding van kosten voor bezwaar en beroep.

De Rechtbank oordeelt dat de Inspecteur en de Rechtbank gebonden zijn aan de A1-verklaring en dat er geen reden is voor verrekening van in Liechtenstein ingehouden werknemerspremies omdat de Wet IB 2001 daarvoor geen basis biedt.

Verder oordeelt de Rechtbank dat het evenredigheidsbeginsel niet is geschonden, dat de redelijke termijn met 17 maanden is overschreden en dat X daarom recht heeft op een proceskostenvergoeding.

Ten slotte oordeelt de Rechtbank dat X met toepassing van de werkkostenregeling recht heeft op een aftrek van 1,2% van het van zijn Liechtensteinse werkgever genoten loon.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016 en 2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
9 februari 2023
Rolnummer
20/8593; 21/3247
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:851
NLF-nummer
NLF 2023/0651
Aflevering
23 maart 2023
bwbr0011353&artikel=3.16,bwbr0011353&artikel=3.16,bwbr0011353&artikel=3.84,bwbr0011353&artikel=3.84

Naar de bovenkant van de pagina