Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven aanslagen loonheffing 2006. De bestuurder beroept zich erop dat tijdig betalingsonmacht is gemeld door een brief van 28 augustus 2006 waarin wordt medegedeeld dat de BV niet in staat is per omgaande te betalen en waarin wordt verzocht om te ontvangen teruggaven omzetbelasting te verrekenen met de verschuldigde loonheffing. De verrekening heeft niet plaatsgevonden.
Het Hof heeft geoordeeld dat de bestuurder terecht en voor het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.
De bestuurder bestrijdt in cassatie niet dat het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking, beoordeeld naar de ten tijde van het nemen van die beschikking openstaande naheffingsaanslagen, juist was. Volgens de bestuurder had de Ontvanger (het bedrag van) de aansprakelijkstellingsbeschikking echter moeten verminderen in verband met betalingen door derden.
De Hoge Raad acht dit standpunt onjuist. In cassatie moet ervan uitgegaan worden dat de aansprakelijkstellingsbeschikking het juiste bedrag vermeldt. Aan de juistheid van die beschikking staat niet in de weg dat nadien op de desbetreffende naheffingsaanslagen betalingen zijn verricht. Die latere betalingen dient de Ontvanger wel in aanmerking te nemen indien hij bij de aansprakelijk gestelde tot invordering wil overgaan, aangezien het van een aansprakelijk gestelde in te vorderen bedrag nooit hoger kan zijn dan de door de belastingschuldige ten tijde van die invordering nog verschuldigde belasting waarop de aansprakelijkstellingsbeschikking ziet.
Het Hof heeft geoordeeld dat met de brief van 28 augustus 2006, gelet op de inhoud, geen melding van betalingsonmacht is gedaan. De brief, waarin onder meer om uitstel van betaling wordt verzocht, geeft echter wel degelijk blijk van liquiditeitsproblemen, aldus de Hoge Raad. Gelet hierop is het oordeel van het Hof ofwel onjuist, indien het ervan is uitgegaan dat melding van tijdelijke betalingsonmacht niet is aan te merken als een mededeling dat het betreffende lichaam niet in staat is tot betaling van in casu loonheffing, als bedoeld in artikel 36 van de Invorderingswet. Indien het Hof is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, is zijn oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
Het cassatieberoep van de bestuurder wordt gegrond verklaard en de zaak wordt verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
17 februari 2012
Rolnummer
10/02179
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV3927

Naar de bovenkant van de pagina