Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan een belastingplichtige zijn voor de jaren 1989, 1990 en 1991 navorderingsaanslagen premies volksverzekeringen met 100 procent boete opgelegd. De mondelinge behandeling bij het Hof heeft plaatsgevonden op 7 april 1999 en de uitspraak is op 29 juni 2006 gedaan, ruim zeven jaar en vier maanden na de mondelinge behandeling. Het Hof had de aanslagen in stand gelaten. De boetes werden verminderd tot 90 procent van de nagevorderde belasting wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tegen dit oordeel stelde de belastingplichtige cassatieberoep in. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in zijn uitspraak aan de in de navorderingsaanslag begrepen verhoging slechts aandacht heeft besteed in verband met de vraag of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De stukken van het geding laten volgens de Hoge Raad evenwel geen andere conclusie toe dan dat voor het Hof tussen partijen ook in geschil was of door de inspecteur terecht een verhoging van 100 percent van de nagevorderde premies in de navorderingsaanslag is begrepen, en of hij daarvan terecht geen (gedeeltelijke) kwijtschelding heeft verleend. Dienaangaande heeft het Hof nagelaten te oordelen, aldus de Hoge Raad. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat het Hof bij zijn oordeel dat de redelijke termijn is overschreden is uitgegaan van een onjuist aanvangstijdstip. Als zodanig tijdstip heeft te gelden het moment dat vanwege het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd (HR 22 april 2005, nr. 37984, BNB 2005/337, onderdeel 4.2). De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat in dit geval als aanvangsdatum in aanmerking moet worden genomen 23 december 1994, de dagtekening van de brief waarbij aan de belastingplichtige is meegedeeld dat aan hem de onderhavige navorderingsaanslag met een verhoging van 100 percent van de daarin begrepen premies zal worden opgelegd en dat van de verhoging geen kwijtschelding zal worden verleend. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1989-1991
Instantie
HR
Datum instantie
5 oktober 2007
Rolnummer
43.447
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB4753

Naar de bovenkant van de pagina