Direct naar content gaan

Samenvatting

Eindarrest na HvJ 22 juni 2016, C-267/15 (Gemeente Woerden), ECLI:EU:C:2016:466.

De gemeente Woerden heeft twee gebouwen laten bouwen en deze voor een fractie van de voortbrengingskosten geleverd aan een stichting. In de gebouwen wordt zowel een school gehuisvest als andere organisaties, zoals zorginstellingen, een kinderopvangcentrum, een bibliotheek en sportaccommodaties (een zogenoemde brede school).

De stichting heeft een gedeelte van de betrokken gebouwen om niet in gebruik gegeven aan drie instellingen voor bijzonder basisonderwijs. De overige gedeelten zijn onder bezwarende titel verhuurd aan verschillende huurders. Deze verhuur onder bezwarende titel is vrijgesteld van btw, behoudens de verhuur van de sportaccommodaties.

De Hoge Raad vroeg zich in zijn eerdere arrest van 29 mei 2015 ambtshalve af of de gemeente Woerden op grond van de Btw-richtlijn slechts recht heeft op aftrek van een deel van de bij de oplevering van de gebouwen berekende btw, aangezien zij de kosten van huisvesting voor de scholen uit hoofde van de wet op het primair onderwijs niet bij de onderwijsinstellingen in rekening mag brengen en de stichting gedeelten van de betrokken gebouwen om niet aan de schoolinstellingen in gebruik heeft gegeven.

In antwoord op een prejudiciële vraag hierover heeft het HvJ geoordeeld dat de gemeente in een dergelijke situatie recht heeft op volledige aftrek van de voor de bouw van het gebouw betaalde btw en niet slechts op gedeeltelijke aftrek van die belasting naar evenredigheid van de gedeelten van dat gebouw die de verkrijger voor economische activiteiten gebruikt. Het feit dat de verkrijger een gedeelte van het betrokken gebouw om niet aan een derde in gebruik geeft, is in dit verband zonder betekenis, aldus het HvJ.

De Hoge Raad doet de zaak thans conform het arrest van het HvJ af. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Contrair Conclusie A-G Ettema.

Het komt niet vaak voor dat in een zaak die nog onder de Hoge Raad is tweemaal een conclusie wordt genomen. A-G Ettema had daartoe in deze zaak echter een goede reden. In verband met het oordeel van het Hof van Justitie in de zaak gemeente Borsele meende zij dat de Hoge Raad zijn eerdere oordeel dat de gemeente ter zake van de levering van de gebouwen van de brede school optrad als btw-ondernemer moest herzien. De Hoge Raad had dit punt volgens A-G Ettema niet kunnen afdoen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

De Hoge Raad gaat niet mee in de conclusie van A-G Ettema en komt niet terug op zijn eerdere oordeel. Daarbij stelt de Hoge Raad simpelweg dat het arrest in de zaak gemeente Borsele geen aanleiding geeft om anders te beslissen over de klacht die de Hoge Raad in zijn eerdere arrest van 29 mei 2015 afdeed met artikel 81 Wet RO. De Hoge Raad motiveert hierbij niet verder waarom dat zo is.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 januari 2005 t/m 30 november 2008
Instantie
HR
Datum instantie
23 juni 2017
Rolnummer
13/02651
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1132
Auteur(s)
prof. mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Universiteit Leiden/Deloitte
NLF-nummer
NLF 2017/1481
Aflevering
29 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB552
,celex32006l0112&artikel=14,bwbr0002629&artikel=3&lid=1,bwbr0002629&artikel=3&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina