Aanslagen zijn op de juiste wijze bekendgemaakt; niet-ontvankelijke bezwaren
Hof Den Bosch, 24 januari 2024
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) is een in a-land gevestigde vennootschap, die een onroerende zaak in Nederland bezit.
Aan X zijn aanslagen vpb 2010 tot en met 2018 opgelegd met boetebeschikkingen en beschikkingen heffings- dan wel belastingrente.
In geschil is of de aanslagen en beschikkingen (hierna: de aanslagen) tot stand zijn gekomen, op de juiste wijze bekend zijn gemaakt en of X ontvankelijk was in zijn bezwaar.
Hof Den Bosch oordeelt dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslagen tot stand zijn gekomen.
Verder heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de aanslagen ter verzending zijn aangeboden aan PostNL. Hij heeft de verzending (terpostbezorging) aannemelijk gemaakt. Voorts zijn de aanslagen naar het juiste adres verzonden en daarmee op de juiste wijze bekendgemaakt. De bezwaartermijn is daarom aangevangen op de dag volgend op de dagtekening die is vermeld op de aanslagen. X heeft de ontvangst of de aanbieding van de aanslagen niet ontzenuwd.
De Inspecteur heeft het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard.
BRON
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende, gevestigd in vestigingsplaats (land), hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 februari 2022, nummers BRE20/7530, 20/7532, 20/7533, 20/7534, 20/7536, 20/7537 en 20/7538 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, hierna: de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft ten name van belanghebbende aanslagbiljetten vennootschapsbelasting 2010 tot en met 2018 opgemaakt waarop tevens bij beschikkingen heffings- danwel belastingrente in rekening is gebracht en boetes zijn opgelegd.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1.6. Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
1.7. De inspecteur heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, printscreens overgelegd.
1.8. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is een in [land] gevestigde vennootschap. De Ultimate Beneficial Owner van belanghebbende is de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] woont in [land] .
2.2. Belanghebbende heeft in het jaar 2007 een pand, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] , in eigendom verworven (hierna: het pand).
2.3. Bij de levering van het pand aan belanghebbende trad de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) woonachtig in Nederland, als vertegenwoordiger van belanghebbende op.
2.4. Blijkens een akte genaamd ‘Unlimited power of attorney’ van 3 augustus 2010, opgemaakt door [advocatenkantoor] is [naam 2] gemachtigd om in naam en voor rekening van belanghebbende onder meer de volgende handelingen te verrichten:
2.5. Nadat de inspecteur desgevraagd de statuten van belanghebbende, stukken uit het handelsregister en de voornoemde ‘unlimited power of attorney’ heeft ontvangen van [naam 2] , heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende kwalificeert als belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting op de grond dat belanghebbende een in Nederland gelegen onroerende zaak bezit.
2.6. Belanghebbende heeft geen aangiften vennootschapsbelasting 2010 tot en met 2018 ingediend. De inspecteur stelt dat hij, na belanghebbende te hebben uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting, de volgende aanslagen vennootschapsbelasting heeft opgelegd aan belanghebbende en bij die aanslagen boetebeschikkingen heeft gegeven en heffingsrente of belastingrente in rekening heeft gebracht (hierna: de aanslagen en beschikkingen):
Jaar |
Aanslag nummer [nummer] |
Dagtekening aanslag |
Verschuldigde belasting |
Verzuimboete |
Heffingsrente Belastingrente |
2010 |
V.06.112 |
9 november 2013 |
€ 4.800 |
€ 2.460 |
€ 371 |
2011 |
V.16.112 |
16 november 2013 |
€ 4.800 |
€ 2.460 |
€ 245 |
2012 |
V.26.112 |
23 november 2013 |
€ 4.800 |
€ 2.460 |
€ 73 |
2013 |
V.36.112 |
11 oktober 2014 |
€ 4.800 |
€ 2.460 |
€ 155 |
2014 |
V.46.112 |
27 februari 2016 |
€ 4.800 |
- |
€ 299 |
2015 |
V.56.112 |
18 februari 2017 |
€ 4.800 |
€ 2.639 |
€ 289 |
2016 |
V.66.112 |
3 november 2018 |
€ 4.800 |
€ 2.639 |
€ 560 |
2017 |
V.76.112 |
20 april 2019 |
€ 4.800 |
€ 2.639 |
€ 353 |
2018 |
V.86.112 |
18 mei 2019 |
€ 4.800 |
- |
- |
2.7. Op 18 oktober 2018 heeft de ontvanger van de Belastingdienst beslag gelegd op het pand, omdat de aanslagen vennootschapsbelasting 2010 tot en met 2015 niet waren betaald.
2.8. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen, onder meer, de aanslagen en beschikkingen.
2.9. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Vervolgens heeft de inspecteur de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2018, en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente, ambtshalve verminderd tot nihil. De voor de jaren 2015 tot en met 2017 opgelegde verzuimboetes zijn niet verminderd. De inspecteur heeft tot slot de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2010 tot en met 2013 en de daarbij opgelegde verzuimboetes en in rekening gebrachte heffings-/belastingrente niet ambtshalve beoordeeld, omdat volgens hem de termijn waarbinnen aanspraak kan worden gemaakt op ambtshalve vermindering, voor die jaren was verstreken.
2.10. Ter zitting bij de rechtbank heeft belanghebbende de beroepen die zien op het aanslagjaar 2014 en het aanslagjaar 2018 ingetrokken.
2.11. De verzendrapporten van de aanslagjaren 2010, 2011 en 2012 vermelden het toezendadres [adres 2] [postcode 1] [plaats] . Dit was destijds het adres van [naam 2] . Een schermprint van het bij de Belastingdienst geregistreerde toezendadres ten aanzien van het jaar 2010 vermeldt het volgende:
2.12. De verzendrapporten van de aanslagjaren 2013, 2014, 2015, 2017 en 2018 vermelden het toezendadres [adres 3] [postcode 2] [plaats] . Dit is het gewijzigde adres van [naam 2] . Een schermprint van het bij de Belastingdienst geregistreerde toezendadres ten aanzien van het jaar 2013 vermeldt het volgende:
2.13. De aanslagbiljetten van de aanslagen vennootschapsbelasting en beschikkingen over 2016 tot en met 2018 hebben als postadres “ [adres 3] [postcode 2] [plaats] ”.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
- Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt?
- Zijn de aanslagen en beschikkingen tot stand gekomen en op de juiste wijze bekend gemaakt?
- Is het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard?
3.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, ontvankelijkverklaring van de bezwaren, vernietiging van de aanslagen alsmede de daarmee verbonden boetebeschikkingen of matiging van de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
i. Artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
4.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift in hoger beroep aangegeven dat tussen [naam 2] en de inspecteur een email- en briefwisseling zou hebben plaatsgevonden, waarin [naam 2] volgens belanghebbende heeft aangegeven dat hij niet als gemachtigde voor belanghebbende zou optreden. Belanghebbende beschikt zelf niet meer over deze correspondentie. De inspecteur betoogt dat hij niet de beschikking over deze stukken heeft en dat hij om die reden de correspondentie niet kan verstrekken.
4.2. Op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb dient de inspecteur alle stukken die deze ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten over te leggen. Stukken die de inspecteur niet ter beschikking hebben gestaan, hoeft hij niet over te leggen. Belanghebbende stelt dat email- en briefwisseling tussen [naam 2] en de inspecteur heeft plaatsgevonden, maar dat noch belanghebbende noch [naam 2] over deze correspondentie beschikt. Tegenover de betwisting van de inspecteur dat hij over deze stukken beschikt, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur de beschikking over deze stukken heeft of heeft gehad. Ook belanghebbende zelf heeft immers niets overgelegd dat wijst op het bestaan van dergelijke correspondentie. De inspecteur kan geen stukken verstrekken die niet bestaan of die hem niet ter beschikking staan. Artikel 8:42 Awb is daarom niet geschonden.
ii. Zijn de aanslagen en beschikkingen tot stand gekomen en op de juiste wijze bekend gemaakt?
4.3. Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de aanslagen en beschikkingen niet tot stand zijn gekomen. Mocht het hof van oordeel zijn dat de aanslagen en beschikkingen wel tot stand zijn gekomen dan stelt belanghebbende zich subsidiair op het standpunt dat deze niet op de juiste wijze aan belanghebbende bekend zijn gemaakt, omdat de stukken ten onrechte zijn verzonden aan [naam 2] . Het bezwaarschrift is direct ingediend nadat belanghebbende op de hoogte kwam van het bestaan van de aanslagen en beschikkingen. Daarom had haar bezwaar ontvankelijk verklaard moeten worden, aldus belanghebbende.
4.4. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aanslagen en beschikkingen tot stand zijn gekomen. De inspecteur kan geen afschriften van de aanslagbiljetten van de jaren 2010 tot en met 2015 verstrekken, maar wel over de jaren 2016 tot en met 2018. Naast afschriften van de aanslagbiljetten over de jaren 2016 tot en met 2018 heeft de inspecteur schermprints verstrekt met de gegevens van de aanslagbiljetten 2010 tot en met 2018 en verzendrapporten. De inspecteur is van mening dat de aanslagen en beschikkingen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt doordat deze naar [naam 2] zijn verzonden. De inspecteur heeft stukken opgevraagd waaronder de ‘unlimited power of attorney’ en stelt dat hij door de handelswijze van [naam 2] erop mocht rekenen dat de aanslagen en beschikkingen naar diens adres konden worden verzonden. De bezwaartermijn is verstreken en het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet verschoonbaar te laat is ingediend, aldus de inspecteur.
4.5. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de aanslagen en beschikkingen tot stand zijn gekomen. De inspecteur heeft weliswaar geen afschriften van de aanslagbiljetten voor de jaren 2010 tot en met 2015 meer kunnen overleggen maar hij heeft wel voor ieder van die jaren de verzendrapporten van de verzending van de aanslagbiljetten over die jaren overgelegd. Uit die rapporten volgt dat de desbetreffende medewerker van de Belastingdienst heeft waargenomen dat elk van de aanslagbiljetten vennootschapsbelasting over 2010, 2011 en 2012 op 21 oktober 2013 is aangemaakt, waarna het aanslagbiljet van de aanslag vennootschapsbelasting over 2010 op 1 november 2013 is opgemaakt, die van 2011 op 7 november 2013 en die van 2012 op 14 november 2013. Voor de jaren 2013 en 2015 heeft hij waargenomen dat de aanslagbiljetten op 22 september 2014 en 26 januari 2017 zijn aangemaakt en op 2 oktober 2014 en 9 februari 2017 zijn opgemaakt. Vervolgens volgt uit het COA/DACAS systeem van de Belastingdienst dat elk van de aanslagen is geregistreerd. De in 2.6 vermelde dagtekeningen zijn zowel in dit systeem als in de verzendrapporten vermeld. Voormelde opmaakdata zijn alle voorafgaand aan de dagtekening van ieder van de aanslagen. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan deze interne verslaggeving van de Belastingdienst. Verder bevatten de verzendrapportages screenprints van de aanslagbiljetten voor de jaren 2010 tot en met 2015. Voor de jaren 2016 en 2017 heeft de inspecteur afschriften van de aanslagbiljetten overgelegd. Uit deze gegevens volgt naar het oordeel van het hof dat de aanslagen en beschikkingen tot stand zijn gekomen.
4.6. Het hof moet vervolgens beoordelen of de aanslagen en beschikkingen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Op grond van artikel 22j, aanhef en letter a, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vangt de termijn voor het maken van bezwaar tegen een belastingaanslag aan op de dag na die van dagtekening van het aanslagbiljet. Dit is anders indien de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. In dat geval vangt de termijn voor het maken van bezwaar aan op de dag na de datum waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Indien de bekendmaking geschiedt door toezending van het aanslagbiljet, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van dat biljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden. Deze regel lijdt echter uitzondering indien de aanslag belanghebbende niet heeft bereikt en dat het gevolg is van een fout van de Belastingdienst (bijvoorbeeld een verkeerde adressering die aan de Belastingdienst is te wijten). In een zodanig geval kan niet worden gezegd dat bekendmaking van de aanslag op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Indien de belanghebbende, zoals in dit geval, stelt dat een aanslag haar niet heeft bereikt, is het aan de inspecteur om de verzending (terpostbezorging) aannemelijk te maken. De bewijslast bij verzending per post houdt in dat de inspecteur aannemelijk moet maken dat het desbetreffende poststuk is aangeboden aan een postvervoerbedrijf. Daartoe zal de inspecteur mede aannemelijk moeten maken aan welk postvervoerbedrijf het poststuk is aangeboden.
4.7. Het hof zal eerst beoordelen of de inspecteur de verzending (terpostbezorging) van de aanslagen en beschikkingen aannemelijk heeft gemaakt. Het hof acht de inspecteur in die bewijslast geslaagd. Uit de door de inspecteur overgelegde verzendrapportages en de interne schermprints, in samenhang bezien met de toelichting van de inspecteur daarop, leidt het hof af dat de aanslagen en beschikkingen 2010 tot en met 2013 en 2015 tot en met 2017 ter verzending zijn aangeboden aan PostNL. De in de interne schermprints vermelde adressen komen overeen met de adressen vermeld op de aanslagbiljetten 2016 tot en met 2018. Het hof acht aannemelijk dat dit voor de andere jaren niet anders is geweest nu het ontbreekt aan elk aanknopingspunt voor een andersluidend oordeel. Hiermee heeft de inspecteur de verzending (terpostbezorging) aannemelijk gemaakt.
4.8. Voor zover belanghebbende stelt dat de aanslagen en beschikkingen niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt omdat ze naar een onjuist adres zijn verzonden oordeelt het hof als volgt.
4.9. [naam 2] heeft in 2010 contact gehad met de inspecteur. De inspecteur heeft destijds verzocht diverse stukken te verstrekken waaronder een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van belanghebbende, de statuten van belanghebbende en een volmacht. [naam 2] heeft daarop het stuk verstrekt van 3 augustus 2010 onder de naam ‘Unlimited power of attorney’(zie 2.4.). Uit dat wat in deze ruim opgestelde volmacht onder g en j is opgenomen, maakt het hof op dat [naam 2] was gemachtigd om belanghebbende onder meer te vertegenwoordigen tegenover de rijksoverheden, provincies of lagere overheden maar ook expliciet tegenover de Belastingdienst. In de volmacht worden immers met name de ‘General Tax offices’ genoemd. Het betoog van belanghebbende dat deze volmacht slechts zag op het afhandelen van de aankoop van het pand in 2007 kan het hof niet volgen omdat de volmacht buitengewoon ruim is verwoord en op geen enkele wijze naar die transactie verwijst. Bovendien is dit document pas in 2010 opgesteld, terwijl de aankoop van het pand al in 2007 heeft plaatsgevonden. Verder maakt belanghebbende evenmin aannemelijk dat [naam 2] telefonisch, per email of per brief kenbaar zou hebben gemaakt aan de inspecteur dat hij niet als vertegenwoordiger van belanghebbende zou optreden. De inspecteur mocht daarom ervan uitgaan dat [naam 2] als gemachtigde van belanghebbende zou optreden. De aanslagen en beschikkingen 2010, 2011 en 2012 zijn, zoals volgt uit de verzendrapportages, verzonden naar het adres [adres 2] te [plaats] . De aanslagen en beschikkingen 2013, 2015, 2106 en 2017 zijn zoals volgt uit de verzendrapportages, verzonden naar het adres [adres 3] te [plaats] . Tussen partijen is niet in geschil dat dit de adressen van [naam 2] waren ten tijde van de verzending van de aanslagen en beschikkingen. Hieruit leidt het hof af dat de inspecteur de aanslagen en beschikkingen naar het adres van [naam 2] heeft gestuurd en deze daarmee op juiste wijze heeft bekend gemaakt.
iii. Is het bezwaarschrift terecht niet ontvankelijk verklaard?
4.10. Aangezien de aanslagen en boetebeschikkingen op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, vangt de bezwaartermijn aan op de dag volgend op de dagtekening die is vermeld op de aanslagen. Dit betekent dat de bezwaartermijn voor de aanslagen met boetebeschikkingen de dag na dagtekening genoemd in punt 2.6 aanvangt. Het bezwaarschrift is op 31 oktober 2019 door de Belastingdienst ontvangen, dat is ruim na afloop van de bezwaartermijn voor elk van de aanslagen. Voor zover belanghebbende betoogt dat zij haar bezwaar al eerder, namelijk op 30 juli 2019 heeft ingediend, slaagt dit betoog niet. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, maakt belanghebbende niet aannemelijk dat zij al eerder op 30 juli 2019 bezwaar heeft gemaakt. Het door belanghebbende overgelegde bezwaarschrift is weliswaar op 30 juli 2019 gedateerd maar het hof kan nergens uit opmaken dat dit stuk ook daadwerkelijk op die datum is verstuurd. Bovendien zou het bezwaar ook als belanghebbende haar bezwaarschrift op 30 juli 2019 zou hebben ingediend voor elk van de jaren na afloop van de termijn en dus te laat, zijn ingediend.
4.11. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Belanghebbende voert daartoe aan dat noch zij noch [naam 2] de aanslagen en beschikkingen heeft ontvangen.
4.12. Hiervoor geldt dat de verzending van een stuk per post het vermoeden van ontvangst van dit stuk op het daarop vermelde adres rechtvaardigt, aangezien per post verzonden stukken in de regel op dat adres worden bezorgd. Het ligt daarom op de weg van belanghebbende die de ontvangst van de aanslagen en beschikkingen ontkent, om dit vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat het stuk niet op dat adres is ontvangen of aangeboden. Het is voldoende dat op grond van hetgeen zij aanvoert de ontvangst of de aanbieding van de aanslagen en beschikkingen redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende met hetgeen zij aanvoert het vermoeden van ontvangst van de aanslagen en beschikkingen niet ontzenuwd. Dit betekent dat de inspecteur het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Tussenconclusie
4.13. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.14. Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.15. Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door J.M. van der Vegt, voorzitter, W.A.P. van Roij en H.J. Cosijn, in tegenwoordigheid van X.J. Köhlen, als griffier.