Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan een inmiddels overleden man (verder: X) zijn op basis van informatie van een tipgever navorderingsaanslagen opgelegd in verband met een vermeende bankrekening in Luxemburg.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de navorderingsaanslagen vernietigd omdat de Inspecteur heeft geweigerd de identiteit van de tipgever bekend te maken.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 december 2015 – het zogenoemde tipgeversarrest – het door de staatssecretaris van Financiën ingesteld cassatieberoep gegrond verklaard en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch. De Hoge Raad heeft overwogen dat het niet bekend maken van de naam van de tipgever op zichzelf onvoldoende aanleiding is om belastingaanslagen te vernietigen. De erven van X hebben verzocht tot herziening van het tipgeversarrest.

Als grond voor herziening van een uitspraak van de Hoge Raad als bedoeld in artikel 29e AWR kunnen ingevolge artikel 29 AWR in verbinding met artikel 8:119, lid 1, Awb slechts feiten of omstandigheden dienen die hebben plaatsgevonden vóór die uitspraak, die tevens bij de indiener van het verzoekschrift tot herziening vóór die uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die voorts, waren zij bij de Hoge Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Volgens de Hoge Raad behelst het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld. Het verzoek om herziening wordt afgewezen.

Conform Conclusie A-G IJzerman.

Tipgeverszaak

De achtergrond van dit verzoek om herziening van het arrest in de tipgeverszaak is gelegen in de deal die de FIOD heeft gesloten met een (anonieme) tipgever over gegevens van Nederlanders met een (vermoedelijk) niet-aangegeven bankrekening bij drie Luxemburgse banken. Met de tipgever is afgesproken dat hij de informatie aan de Belastingdienst verstrekt tegen een percentage van hetgeen op de betreffende navorderingsaanslagen binnenkomt.

De Inspecteur heeft consequent geweigerd ongeschoonde stukken (met de naam van de tipgever) in de procedure te brengen, vanwege de ‘financiële belangen van de Staat’. De geheimhoudingskamer van de Rechtbank heeft de Inspecteur verplicht de identiteit van de tipgever bekend te maken (om de betrouwbaarheid van diens gegevens te controleren), maar aan de weigering van de Inspecteur is in eerste instantie geen gevolg verbonden. Bij het Hof weigerden de meegebrachte en gehoorde FIOD-ambtenaren eveneens de identiteit van de tipgever bekend te maken, waarop het Hof aangifte tegen het ministerie van Financiën deed en de aanslagen vernietigde omdat het Hof meende dat de FIOD-ambtenaren zich niet konden verschonen en dat de Inspecteur door zijn weigering de naam bekend te maken de ‘rechtsorde ernstig heeft geschonden’. Het Hof oordeelde eveneens dat zonder de identiteit van de tipgever onvoldoende aannemelijk was dat zijn informatie betrouwbaar was en dat de omstandigheid dat 76 van de aangeschreven belastingplichtigen bekend hadden een bankrekening te hebben gehad in Luxemburg die conclusie niet rechtvaardigt. Ook de omstandigheid dat 71 van de opgelegde navorderingsaanslagen inmiddels onherroepelijk waren, maakt niet dat de informatie van de tipgever in alle gevallen betrouwbaar is, aldus het Hof. Aan eerdergenoemd arrest dat hierop volgde, was relatief nieuw dat de Hoge Raad expliciet aangaf dat een procespartij ex artikel 8:29 Awb nu eenmaal het recht heeft om te weigeren stukken te overleggen en daartoe niet kan worden gedwongen (als een gevolg waarvan ook de FIOD-ambtenaren het recht hadden om te zwijgen over de identiteit van de tipgever). De Hoge Raad oordeelde voorts dat het Hof de aanslagen niet ‘zonder meer’ kon vernietigen, omdat voldoende aanleiding bestond om de betrouwbaarheid van de informatie waarop de aanslagen waren gebaseerd (nader) te onderzoeken. De Hoge Raad voerde daartoe (aanvullend) aan dat de kinderen van de erflater hadden bekend een rekening te hebben gehad in Luxemburg en dat in andere procedures niet was gebleken dat de informatie van de tipgever onjuist was. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Bosch.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1997-2000
Instantie
HR
Datum instantie
9 december 2016
Rolnummer
16/02228
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2785
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2017/0012
Aflevering
5 januari 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB218
,bwbr0002320&artikel=29,bwbr0005537&artikel=8:119&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:119&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina