Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is afkomstig uit een land buiten de Europese Economische Ruimte. Hij is op 16 mei 2017 ingeschreven voor een studie aan een Nederlandse universiteit. X heeft op 18 mei 2017 een bedrag van € 26.500 per bank overgemaakt aan de universiteit. Dit bedrag bestaat uit onder meer € 15.000 collegegeld.

X heeft zich in augustus 2017 bij een gemeente ingeschreven als inwoner van Nederland. Hij had geen belastbare inkomsten in Nederland in 2017. In de aangifte IB/PVV 2017 heeft X een bedrag van € 12.670 aan aftrekbare scholingsuitgaven opgenomen. Dit bestaat uit het aan de universiteit betaalde collegegeld van € 15.000 min een studiebeurs van € 2.080 en de drempel van € 250.

De Inspecteur heeft de aftrek van scholingsuitgaven geweigerd. In geschil is of dat terecht is.

X stelt tevergeefs dat de daadwerkelijke betaling van het collegegeld niet heeft plaatsgevonden in mei 2017, maar in augustus 2017, op het moment dat hij al in Nederland was. De betaling die X op 8 mei 2017 heeft gedaan kan niets anders zijn geweest dan (onder meer) een (vooruit)betaling van het voor de opleiding verschuldigde collegegeld.

Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft X niet aannemelijk gemaakt dat hij reeds op het moment van betaling van het collegegeld op 18 mei 2017 inwoner van Nederland was voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hij heeft het collegegeld betaald voordat hij belastingplichtig was voor de inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft de aftrek van scholingsuitgaven daarom terecht geweigerd.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
25 april 2022
Rolnummer
21/2934
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1355
NLF-nummer
NLF 2022/0923
Aflevering
12 mei 2022
bwbr0011353&artikel=6.27,bwbr0011353&artikel=6.27&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.27

Naar de bovenkant van de pagina