Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De augustusbesluitvorming van het kabinet heeft (eveneens) geleid tot maatregelen die niet rechtstreeks hebben geleid tot aanpassingen in het pakket Belastingplan 2019. Zij hebben echter wel een relatie met het pakket Belastingplan 2019. Een belangrijke maatregel is het ontmoedigen van excessief lenen van de eigen vennootschap (rekening-courantmaatregel) die op 18 september jl. werd aangekondigd.


Op 20 september jl. sloot de internetconsultatie over de herziening van het rulingbeleid.


In deze opinie gaat Paul de Haan nader in op beide onderwerpen.

Opinie

Dave Chappelle: ‘Do you ever think about your own relevancy?’ Jerry Seinfeld: ‘No.’ Dave Chappelle: ‘I don’t either.’

Rekening-courantschuld en boete

Naast de dividendbelasting van Rutte, tamponbelasting en het jaarlijkse begrotingscircus, hebben we ook nog de heerlijk ouderwetse en alledaagse problematiek van de directeur-grootaandeelhouder, vaak aangeduid met dga. En iedereen weet: als er een acroniem of afkorting voor is, tel je heden ten dage echt mee. Dat heeft – vrij naar de apostel Paulus – te maken met die grote onbekende afgod: perceptie. Het is niet zozeer zaak om te zijn maar om gezien te zijn. Vroeger was dat anders: armen werden überhaupt niet gezien en rijken deden net alsof niemand hen kon zien, maar ondertussen... Het meest pregnant komt dat tot uiting in het familiemotto van de zeer welgestelde familie van Beuningen: esse non videntur (zijn, niet gezien worden). Nu kwam je dat motto werkelijk overal tegen dus of de familie helemaal oprecht was in deze, betwijfel ik. Sommigen hebben het daar moeilijk mee. Anderen willen juist bekeken worden:

‘Vandaag in Bill Viola een vrouw gezien die zich als een verwenteld schaap liet bekijken door het slapeloze publiek.’

Grote consternatie in fiscaal Nederland: buiten het belastingplan om komt de regering met een maatregel om paal en perk te stellen aan de schuldverhoudingen tussen de dga en ‘zijn’ bv. En komt een ander element van de moderne beleving naar voren: niet alleen gezien maar ook gehoord moeten worden. Men moet niet te beroerd zijn om daartoe de hoge C aan te slaan. Mensen zijn ‘woedend’, Spanjers spreekt op LinkedIn van een boobytrap, de NOB is – zo stel ik me voor – teleurgesteld en geschrokken.

Ik laat het kabinet aan het woord:

‘Het kabinet gaat een zogenoemde rekening-courantmaatregel uitwerken. Uit onderzoek blijkt dat veel aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) grote bedragen lenen van hun eigen vennootschappen. In totaal leenden in 2015 ruim 225.000 ab-houders meer dan € 51 miljard van hun eigen vennootschap. Circa 23.000 ab-houders (10% van de lenende ab-houders) lenen op individueel niveau meer dan € 500.000 en in totaal ruim € 30 miljard (circa 60% van de totale schuld van ab-houders aan hun vennootschappen).’

Dat is gemiddeld ruim € 1 miljoen per dga.

Kwetsbaar opstellen

Laat uw opinista zich maar kwetsbaar opstellen: hij behoort tot die 225.000 dga’s. Ik heb de rekening-courantschuld aan mijn bv altijd met gemengde gevoelens bekeken. Het is efficiënt maar het heeft iets zelfbevlekkerigs. Grotesk misschien maar als Nederlander van deze tijd moet men dingen breed en met gevoel bezien. Met Multatuli’s Droogstoppel zeg ik: ‘waarheid en gezond verstand’, en daar blijf ik bij. Juridisch en bedrijfseconomisch is dit besef van zonde bij de rekening-courantschuld onzin; qua doelrationaliteit is deze schuldverhouding een vondst. Men onttrekt min of meer cash aan de bv maar betaalt er geen 25% belasting over. Echter, de psychologie van de rekening-courantschuld is meergelaagd en irrationeel. Iedereen weet dat de zelfstandigheid van de ‘eigen’ bv een fictie, een juridische kunstgreep is. De realiteit is dat de ‘eigen’ bv is overgeleverd aan de luimen van haar grootaandeelhouder. Zij zucht onder de ijzeren wil van haar aandeelhouder, haar slavendrijver.

Een reële uitkering van winst door de bv aan de dga is een faire manier om geld naar privé te halen. Het schuldbesef wordt gedelgd door de fiscale boete, de 25% uit box 2. In geval van niet-uitkering en geldonttrekking via een rekening-courantverhouding, gebeurt dat niet. Het doet de bv nog meer beseffen dat zij ‘niets’ is en haar aandeelhouder ‘alles’.

Zelfs zonder aandelenrelatie vertonen schuld, zonde en straf een grote onderlinge samenhang. Men neme het belangwekkende (maar schier onleesbare) boek van Occupy Now-ideoloog David Graeber ter hand over 5000 jaar schuld.

‘Surely one has to pay one’s debts. The reason it’s so powerful is that it’s not actually an economic statement: it’s a moral statement.’

De omstandigheid dat het de ‘eigen’ bv betreft, maakt het zondebesef alleen maar indringender. Het verhoogt het besef van zondigheid door een bijna incestueuze laag toe te voegen. (‘WAT? Hoe kun je? Met je eigen bv?)

De praktijk is echter volstrekt afgestompt. De calculerende dga en zijn adviseur zoeken de rationele grens op, en zijn bereid in huis-aan-huisgevechten de strijd met de fiscus aan te gaan over het reële, zakelijke karakter van de bewuste schuld. De morele component is weg gecalculeerd.

Het kabinet komt met contouren van echte verlossing: als de totale som van schulden van de ab-houder aan zijn eigen vennootschap meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere binnen box 2 belast. De maatregel treedt op 1 januari 2022 in werking en voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen vennootschap wordt een overgangsmaatregel getroffen.

Begrijpelijk voorstel

Ik vind het voorstel (dga-taks) niet sympathiek, maar wel begrijpelijk. Psychologisch houdt het aflossing en dus verlossing in: het zal uiteindelijk tot meer geluk onder de dga-populatie leiden. Dga’s die meer dan € 500.000 lenen van hun bv dienen tot inkeer te komen. Natuurlijk wordt tegenover zulke hoge schulden veelal zekerheid ‘gezet’ (zouden ze in Suriname zeggen), maar extreem hoog blijft het. De gemiddelde hypotheekschuld van de Nederlander is circa € 160.000 (CBS 2015). Voor de dga is dat – zoals we hierboven zagen – ruim tien keer zo hoog. Een plafond van € 500.000 vind ik persoonlijk zeker niet te laag. Het geeft bovendien helderheid voor het deel van de schuld beneden de € 500.000: hier zal de fiscus suaviter (soepel) moeten handelen.

Bedrijfseconomisch dwingt het de dga tot disciplinering wat – na een zekere periode van gewenning of liever ontwenning – tot weer meer persoonlijk geluk leidt. Begrotingstechnisch is het een zegen voor de schatkist; beleidstechnisch geeft het lucht aan de fiscus die het al zo moeilijk heeft. Fiscaal-juridisch is het een inbreuk op het reële systeem van box 2 maar daar kent de wet al meerdere uitzonderingen op. Het als antimisbruikmaatregel kwalificeren is ‘all in the game’. En het oeverloze geleuter over bodemlozeputleningen, deelnemersleningen en dergelijke begint behoorlijk te vervelen. Nogmaals, het drempelbedrag van € 500.000 en de warming-up (of cooling down?) periode van drie jaar, geven de nodige verlichting. Het NOB moppert in zijn commentaar op het voornemen, dat er een overgangsregeling moet komen, dat reële schulden gesauveerd moeten worden en alleen consumptieve opnames zouden moeten meetellen. Dat zou mooi zijn maar ik zou het begrijpen als de wetgever zich daar niet al teveel van aantrekt. Als je als wetgever iets simpel en praktisch wil oplossen, ga je geen potentieel ingewikkelde uitzonderingsbepalingen opnemen, zodanig dat de oude scholastiek omtrent aandeelhoudersschulden nog steeds opgeld doet.

Ik zie deze regeling als een soort morele reinigingsheffing voor de dga’s, voor ‘de reinen en uitverkorenen, die voorbestemd waren een nieuw geslacht [dga’s, nvd’s] ter wereld te brengen’.

Reprise: internetconsultatie rulingbeleid

Van geheel andere orde dan de dga-problematiek is het rulingbeleid. De input voor de internetconsultatie rulingbeleid is afgerond. Tot mijn grote schrik staat mijn bijdrage aan deze consultatie niet op de website https://www.internetconsultatie.nl/rulingpraktijk.

De enigszins lapidaire doch heldere bijdrage van met name Fysiotherapie Centrum Velp staat wel vermeld. Ik citeer:

  • Vraag 1: Aan welke eisen moet een belastingplichtige voldoen om zekerheid vooraf te krijgen? De wet.
  • Vraag 2: Over welke structuren moet de Belastingdienst zekerheid vooraf geven (en in welke situaties niet)? De wet.
  • Vraag 3: Hoe kan het proces van afgifte van rulings het best worden ingericht? Niet, want het staat in de wet.
  • Vraag 4: Hoe kan de transparantie van de rulingpraktijk worden vormgegeven? Openbaarmaking van alle afspraken die met bedrijven buiten de wet om zijn gemaakt.

Ik zou met dat Fysiotherapie Centrum willen afspreken dat ik geen massages doe en dat zij nooit meer iets over de fiscaliteit zeggen. Flauwekul natuurlijk om dat op te nemen. Hetzelfde geldt voor de opmerkingen van Van Deurzen, Huisman, Van der Toorn, de Nederlandse Redersvereniging en Klusbouw Koster vof (geweldige naam trouwens). De bijdrage van AmCham heb ik niet bekeken, omdat ik zeker wil weten dat zij er volgende maand nog zo over denkt.

Hier komt nogmaals mijn (licht aangepaste) input:

  1. Vooroverleg en horizontaal toezicht zijn voorbeelden van modern bestuur en passen bij uitstek in de Nederlandse praktijk; voor de internationale bestuurspraktijk kan het een voorbeeld zijn om na te volgen. Het is ook een belangrijk, misschien wel het meest belangrijke fiscale onderdeel van het vestigingsklimaat. Het herstel van vertrouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Ik verwijs vooral naar de input van Anna Gunn en Tax Justice Nederland, opgenomen op de site.
  2. Het bijna heilige principe van wederkerigheid houdt in dat fatsoenlijke burgers en bedrijven recht hebben op zekerheid vooraf. In de meest pregnante vorm kan dat in de vorm van horizontaal toezicht; maar de ruling is een mooie, specifieke tussenvorm. Additionele maatregelen zouden de ruling – in navolging van Anna Gunn – voor kleinere belastingbetalers meer bereikbaar moeten maken. Een belastingtelefoon die goed werkt, zou een belangrijke eerste kleine stap zijn.
  3. Een minimalistische benadering is optimaal: less is more. De vraag naar ‘gemakkelijke’ ontwijkingsstructuren en zekerheid vooraf op dit soort structuren zal significant dalen als gevolg van BEPS, ATAD en nationale antimisbruikregels, dus verzin niet allemaal overbodige papiertjes voor een praktijk die voor een belangrijk deel gezuiverd zal worden van de papieren structuurtjes. Het aanbod zal aanzienlijk slinken.
  4. Voor alle rulings:
    1. Een bewijs van goed en fatsoenlijk gedrag – kan bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring, adviseursverklaring en verklaringen van de raad van commissarissen of de grootaandeelhouder. Bij gebleken onjuistheid van dergelijke verklaringen is de ruling van meet af aan nietig en te vervolgen als economisch delict.
    2. Een economische nexus met Nederland is noodzakelijk – een open norm die recht doet aan de ontwikkelingen van technologie en bedrijfsvoering. De rule-based substance benadering is ineffectief gebleken, want vergt een controle achteraf die er niet is.
    3. Een termijn van vier jaar met mogelijke verlengingen is keurig lijkt me.
    4. Tussentijdse opzegging moet mogelijk zijn bij serieuze wijzigingen van regels of omstandigheden maar met redelijke overgangsperiodes. Een algemene, jaarlijkse verklaring van de leiding van de vennootschap waarin de feiten en omstandigheden worden bevestigd of toegelicht, als door PwC (Marc Diepstraten) naar voren gebracht. PwC wijst terecht op het Besluit fiscaal bestuursrecht als kader voor het rulingbeleid en andere standpuntbepalingen van de fiscus.
    5. Renseignering van ruling naar Belastingdienst van aandeelhouder van rulingvennootschap.
    6. Geanonimiseerde publicatie (de geheimhoudingsplicht moet overeind blijven).
    7. Toezicht houden op de praktijk door de Rekenkamer met het Centraal Plan Bureau met een onderzoek één keer per drie jaar. Helemaal geen extra commissie nodig. Dit behoort tot de kerntaken van de Rekenkamer, eventueel gesecondeerd door het CPB en/of externe deskundigen.
    8. Een loyaliteitsverklaring van de betrokken vennootschap, waarin zij erkent letter en geest van de Nederlandse rechtsorde te zullen respecteren en niets te doen in strijd met deze rechtsorde. Het is ook denkbaar een inburgeringsverplichting aan het bestuur van de bv op te leggen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Auteur(s)
mr. P.M. de Haan
De Haan advies
NLF-nummer
NLF Opinie 2018/51
Judoreg
NFB2205
Publicatiedatum
26 september 2018

Naar de bovenkant van de pagina