Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een woning met kantoorruimte laten bouwen. De woning is medio 2013 in gebruik genomen. X heeft de omzetbelasting in verband met de bouw als voorbelasting in aftrek gebracht. In het rapport naar aanleiding van een boekenonderzoek betreffende de omzetbelasting over de periode 1 oktober 2010 tot en met 30 juni 2013 is het privégedeelte van de woning, in verband met de correctie privégebruik, vastgesteld op 77,68%.

X heeft in 2014 niet-geïntegreerde zonnepanelen op het dak van zijn woning geplaatst. Door plaatsing van de zonnepanelen is volgens X het zakelijk en privégebruik van de woning gewijzigd. Hij heeft bij de aangifte over het vierde kwartaal 2014 in verband met het privégebruik van de woning een percentage toegepast van 33,33%.

De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd met toepassing van het percentage uit het voornoemde rapport van 77,68%. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het gebruik van de woning door de bevestiging van de zonnepanelen is gewijzigd. Bij gewijzigd gebruik dient het privégebruik van de woning opnieuw te worden vastgesteld. Het Hof verwerpt het standpunt van X dat hierbij kan worden aangesloten bij een vraag-en-antwoordbesluit over het gebruik van zonnepanelen. Het privégebruik van de woning dient te worden berekend aan de hand van de oppervlaktes van de nuttige ruimtes van de woning. Door plaatsing van de zonnepanelen zijn ten aanzien van de woning de nuttige ruimtes met zakelijk gebruik toegenomen en is ook het totale oppervlakte van de nuttige ruimtes toegenomen. Het Hof berekent het totale privégebruik van de woning op 74,2%. De fictieve dienst als bedoeld in artikel 4, lid 2, aanhef en onderdeel a, Wet OB 1968 wordt met inachtneming van dit percentage berekend. De naheffingsaanslag wordt verminderd.

De Hoge Raad heeft op het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (18/00087)

Zonnepanelen en btw: the gift that keeps on giving

Sinds het HvJ in de zaak Fuchs heeft beslist dat de levering aan een elektriciteitsnet van door zonnepanelen opgewekte energie door een particulier een btw-belaste activiteit is, is er in Nederland veel te doen geweest over de (aftrek) van btw op zonnepanelen. De Belastingdienst en de staatssecretaris van Financiën hebben moeite om eigenaren van zonnepanelen hetzelfde te behandelen als andere ondernemers voor de btw. Het vraag-en-antwoordbesluit van de staatssecretaris van 7 november 2013 dat in de onderhavige zaak een rol speelt, heeft niet alle onduidelijkheden kunnen wegnemen. Dit alles heeft intussen geresulteerd in een reeks procedures over diverse btw-aspecten. Recent nog oordeelde bijvoorbeeld de Hoge Raad (zie NLF 2018/0023) dat voor gevallen waarin een belastingplichtige zoals een zonnepaneelhouder geen btw behoeft te betalen, als in de AWR geen verplichting is opgenomen noch een termijn gesteld voor het doen van een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van btw-aangifte. Daarmee was plotsklaps de termijn waarover voorbelasting teruggevraagd mag worden voor zonnepanelen in soortgelijke gevallen ruimer geworden, waarna de Belastingdienst op 22 december liet weten dat de voorbelasting op zonnepanelen die in 2012 waren aangeschaft in 2017 nog mocht worden teruggevraagd via het formulier Opgaaf zonnepaneelhouders. Wel in te dienen vóór 31 december 2017 overigens.

Een zonnige wending?

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
28 november 2017
Rolnummer
16/01522
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:10387
Auteur(s)
mr. drs. J. Gruson
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/0015
Aflevering
4 januari 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1061
bwbr0002629&artikel=4&lid=2,bwbr0002629&artikel=4&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina