Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(287)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een dga verhuurde sinds 1998 een aan hem in eigendom toebehorend pand (hierna: het pand) aan zijn BV. Het huurcontract voorzag vanaf 2000 in een opzegtermijn van drie maanden en een termijn van verlenging van steeds drie maanden. Met ingang van 1 januari 2001 viel (de verhuur van) het pand onder de regeling van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het huurcontract is met ingang van 1 oktober 2004 beëindigd. Ter bepaling van het in verband met deze beëindiging in aanmerking te nemen resultaat uit een werkzaamheid hebben de dga en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de waardering van het pand op 1 januari 2001 en op 1 oktober 2004 (hierna: de vaststellingsovereenkomst). De uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst door elk der partijen aangewezen taxateurs hebben door middel van een gezamenlijke taxatie de waarde in het economische verkeer in verhuurde staat van het pand per 1 januari 2001 vastgesteld op 190.000 euro.
Het Hof heeft geoordeeld dat de dga bij het vaststellen van het in 2004 genoten resultaat uit overige werkzaamheden, in het bijzonder het voordeel behaald door de waardetoename van het pand, aan de gezamenlijke taxatie is gebonden.
Het Hof heeft daartoe geoordeeld dat ingevolge artikel 1, onderdeel AJ, lid 1, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001, het pand bij het begin van het kalenderjaar 2001 te boek moet worden gesteld voor de waarde in het economische verkeer op dat tijdstip. Die waarde moet worden bepaald met inachtneming van het toen bestaande huurcontract.
Het Hof heeft voorts geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat er ernstige gebreken zijn in de inhoud van de gezamenlijke taxatie of de wijze van totstandkoming daarvan, zodat de dga is gebonden aan de op basis van de vaststellingsovereenkomst vastgestelde waarde.
Tegen dit oordeel heeft de dga cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit echter ongegrond. Het oordeel van het Hof dat de waarde in het economische verkeer moet worden bepaald met inachtneming van het huurcontract, is juist, aldus de Hoge Raad. Conform A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
18 november 2011
Rolnummer
10/04352
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT1525
ECLI:NL:PHR:2011:BT1525
bwbid=bwbr0&artikel=3.92,bwbid=bwbr0&artikel=1,onderdeel aj&g=2011-09-18

Naar de bovenkant van de pagina