Samenvatting
Philippe Albert doet een voorstel voor crisisheffing om de budgettaire schade van de box 3-jurisprudentie te mitigeren.
Opinie
Het is ruim twaalf jaar geleden, maar misschien herinnert u het zich nog. In mei 2012 sloten de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie een akkoord om het begrotingstekort terug te dringen. Dat tekort was ernstig opgelopen door de kredietcrisis, die werd ingeluid door het faillissement van Lehman Brothers in september 2008. Een maatregel uit dat begrotingsakkoord was een werkgeversheffing van 16% over looninkomens boven € 150.000. Deze additionele loonbelasting in de vorm van een eindheffing werd ‘crisisheffing’ genoemd. Deze crisisheffing, die volgens de memorie van toelichting € 500 miljoen moest opbrengen, zou eenmalig zijn, maar werd met één jaar verlengd. De crisisheffing 2013 en 2014 werd door de Hoge Raad niet in strijd met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM bevonden. Het EHRM dacht daar net zo over. Het oordeel over box 3 daarentegen was strenger, maar dat kwam omdat de regering zich tot tweemaal toe niets had aangetrokken van een nadrukkelijk verzoek van de Hoge Raad om box 3 aan te passen.
Het Kerst-arrest en de arresten van 6 en 14 juni 2024 over box 3 hebben over de periode 2017-2026 een belastingderving van € 9,6 miljard tot gevolg. Het bedrag van € 9,6 miljard ontleen ik aan paragraaf 42 van de nota naar aanleiding van het verslag van wetsvoorstel 36 602 (Belastingplan 2025). Tijd dus voor een nieuwe crisisheffing om het overheidstekort te beperken.
Die crisisheffing kan vóór 1 januari 2025 worden gerealiseerd door een fiscale spoedwet, zoals de Wet van 8 juli 2009 (Stb. 2009, 304). Die wet repareerde een arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2009. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat het opleggen van een conserverende aanslag vanwege emigratie van een pensioengerechtigde naar Frankrijk, in strijd was met de goede trouw die Nederland in acht moet nemen bij de toepassing van het Verdrag Nederland-Frankrijk. Negentien dagen later – zoals gezegd bij Wet van 8 juli 2009 – had het kabinet het arrest van 19 juni 2009 gerepareerd. Het reparatiewetsvoorstel was dus binnen drie weken na het arrest door de Tweede en Eerste Kamer behandeld, goedgekeurd en in het Staatsblad geplaatst. Zo snel kan het gaan.
Hoe moet de crisisheffing naar aanleiding van het Kerst-arrest en de Box 3-arresten van 6 en 14 juni 2024 er dan uitzien? Daarvoor is het nuttig een blik te werpen op de volgende tabel, die in de hiervoor genoemde nota naar aanleiding van het verslag van het Belastingplan 2025 staat. De tabel is gebaseerd op een inschatting voor belastingjaar 2025.
Tabel 2 - Compensatie box 3 2025 per inkomensgroep
Inkomensgroep (verzamelinkomen per persoon) | Aantal mensen dat geld terugkrijgt | Totale bedrag dat zij terugkrijgen (% totaal) | Gemiddelde bedrag dat zij terugkrijgen | Gemiddelde box 3-vermogen van deze mensen |
< minimumloon | 94.800 | € 115 miljoen (7%) | € 1.200 | € 394.000 |
minimumloon ‒modaal | 76.200 | € 133 miljoen (8%) | € 1.700 | € 440.000 |
modaal - 2x modaal | 113.400 | € 370 miljoen (22%) | € 3.300 | € 594.000 |
2x modaal - 3x modaal | 44.700 | € 246 miljoen (15%) | € 5.500 | € 738.000 |
3x modaal - 4x modaal | 17.900 | € 144 miljoen (8%) | € 8.000 | € 984.000 |
> 4x modaal | 26.400 | € 687 miljoen (41%) | € 26.000 | € 2.327.000 |
Uit de tabel blijkt dat de totale geschatte belastingderving in 2025 € 1.695 miljoen bedraagt (de optelsom van de bedragen in de middelste kolom). De opbrengst van de crisisheffing zou ongeveer gelijk moeten zijn, dus grofweg € 1,7 miljard per jaar. Een crisisheffing is naar zijn aard tijdelijk. In dit geval zou de crisisheffing moeten gelden tot de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3. Want tot dat moment doet de belastingderving zich voor. Verder moet de crisisheffing een eenvoudige heffing zijn. Immers, de automatiseringssystemen van de Belastingdienst kunnen maar weinig verandering aan.
Verder blijkt uit de tabel dat het meeste geld (teruggave box 3) terechtkomt bij beleggers met een hoog inkomen en een hoog vermogen. Dat is niet alleen in absolute zin zo (€ 26.000 versus € 1.200), maar ook in relatieve zin (€ 26.000 ⁄ € 2.327.000 is ongeveer vier maal zo veel als € 1.200 ⁄ € 394.000). Het lijkt daarom logisch de crisisheffing vooral op te leggen aan de laatste inkomensgroep (> 4x modaal).
Een voor de hand liggende gevolgtrekking uit het voorgaande is dat de grondslag van de crisisheffing gaat bestaan uit de waarde in het economische verkeer van het box 3-vermogen en box 2-vermogen op 1 januari 2025, voor zover die waarde hoger is dan (stel) € 1 miljoen. Die grondslag wordt belast tegen een tarief van (ongeveer) 0,5%. Deze crisisheffing zal tot een opbrengst leiden van ongeveer € 1,7 miljard per jaar. De crisisheffing wordt (mede) geheven over box 2-vermogen om te voorkomen dat belastingplichtigen hun box 3-vermogen in een bv inbrengen. De crisisheffing wordt niet geheven over box 1-vermogen omdat de heffing dan te ingewikkeld wordt.
Zoals bekend, is een vermogensbelasting taboe in de huidige politieke verhoudingen. Maar is die crisisheffing dan niet stiekem een vermogensbelasting? Nee, zeer zeker niet. Het is een crisisheffing. En gelukkig komt er spoedig een einde aan de crisis, want de wetgever werkt sinds 2015 aan een spoedige invoering van een heffing op basis van werkelijk rendementen, aldus r.o. 3.6.2 van het Kerst-arrest.
Het ligt dus voor de hand dat ons daadkrachtige kabinet in de eerste week van december – naast allerlei andere nood(maatregelen)wetten – een fiscale nood(maatregelen)wet indient bij de Tweede Kamer. De hiervoor besproken Wet van 8 juli 2009 leert dat begin december ruim op tijd is om de crisisheffing op 1 januari 2025 te laten ingaan.