Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een commanditaire vennootschap wordt geconfronteerd met een naheffingsaanslag omzetbelasting en een boete van 50 procent. In beroep wordt de naheffingsaanslag door het Hof weliswaar verminderd, maar de boete blijft in stand. In cassatie is de vraag aan de orde of aan de mogelijkheid tot het opleggen van de boete in de weg stond dat de vennootschap inmiddels was ontbonden. Bovendien was één van de vennoten na de ontbinding overleden. De Hoge Raad beslist dat de ontbinding van een commanditaire vennootschap niet verhindert dat aanslagen en boetes kunnen worden opgelegd. De ontbinding rechtvaardigt niet dat de achterliggende natuurlijke personen de gevolgen van een beboeting van de voormalige vennootschap worden bespaard.
Wat betreft het overlijden van één van de voormalige vennoten heeft te gelden dat dit een omstandigheid zou kunnen zijn waardoor de overgebleven vennoten zich niet meer adequaat kunnen verdedigen tegen de ten name van de vennootschap opgelegde verhoging. In dat geval brengt artikel 6, lid 2, EVRM mee dat beboeting achterwege dient te blijven. Dit is echter niet door de voormalige vennoten aangevoerd. Het cassatieberoep wordt daarom ongegrond verklaard. Wel wordt de boete met tien procent verminderd omdat de Hoge Raad er meer dan twee jaar over heeft gedaan om de zaak af te handelen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1993
Instantie
HR
Datum instantie
12 augustus 2005
Rolnummer
38.303
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AO9037
ECLI:NL:PHR:2005:AO9037

Naar de bovenkant van de pagina