Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) hield alle aandelen in vennootschap A. Op 1 mei 2019 is tussen X en koper Y een schriftelijke overeenkomst van verkoop en koop ter zake van alle aandelen A tot stand gekomen. De aandelen zijn bij notariële akte van 27 juni 2019 geleverd tegen een koopsom van € 5.000.

Aan X is een navorderingsaanslag IB/PVV 2019 opgelegd waarbij de Inspecteur is uitgegaan van een vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang ter grootte van € 274.268. Dit bedrag is onderbouwd door de verkoopprijs van de aandelen (€ 5.000) en de rekening-courantschuld van X aan A per 1 januari 2019 (€ 287.419) bij elkaar op te tellen en dit vervolgens te verminderen met de verkrijgingsprijs van de aandelen van € 18.151.

X heeft beroep ingesteld maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart dat ongegrond.

De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet is uitgegaan van een te hoge overdrachtsprijs van de aandelen. Hij is daarbij terecht uitgegaan van een rekening-courantschuld van € 287.419, het bedrag dat in de jaarrekening van de vennootschap stond per 1 januari 2019, omdat er geen aanwijzingen zijn dat die jaarrekening onjuist is of dat er na die datum iets op de schuld is afgelost. De verkrijgingsprijs is niet in geschil, zodat het vervreemdingsvoordeel juist is berekend.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
14 maart 2024
Rolnummer
23/1539
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1608
NLF-nummer
NLF 2024/0745
Aflevering
26 maart 2024

Naar de bovenkant van de pagina