Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 5 september 2017 vond een algemeen overleg plaats tussen de vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Europese Zaken en de staatssecretaris van Financiën over de voorgestelde richtlijn van 28 juni 2017 inzake de uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied over grensoverschrijdende constructies. De richtlijn introduceert een meldingsplicht voor belastingadviseurs, ‘intermediairs’ in de terminologie van de voorgestelde richtlijn. Zij zullen binnen een termijn van vijf dagen bepaalde zaken dienen te melden bij de Belastingdienst.

Opinie

De opinie van de NOB

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: NOB) heeft op 13 juli 2017 een uitgebreide en zeer genuanceerde opinie over de ontwerprichtlijn gepubliceerd. Opmerkelijk is dat de NOB aan het begin van de opinie opmerkt geen principieel bezwaar te hebben tegen ‘mandatory reporting’. Wel formuleert de NOB een groot aantal vragen en kritische kanttekeningen bij de voorgestelde richtlijn. De NOB beperkt zich niet tot kritiek maar doet ook voorstellen tot verbetering. De NOB wijst erop dat de voorgestelde richtlijn een ruimer bereik heeft dan de door de OECD voorgestelde mandatory disclosure rules in BEPS-actiepunt 12. De belangrijkste kritiek is dat een cruciale term in de ontwerprichtlijn niet is gedefinieerd. De ontwerprichtlijn introduceert een meldingsplicht voor zogenoemde ‘cross-border arrangements’ die bepaalde wezenskenmerken hebben die in bijlage IV bij de ontwerprichtlijn zijn neergelegd. Deze wezenskenmerken vormen een concrete invulling van wat de Commissie als fiscaal agressieve kenmerken aanmerkt. De NOB wijst er terecht op dat men in de tekst van de ontwerprichtlijn tevergeefs naar een definitie van het begrip ‘arrangement’ zoekt. Het begrip ‘arrangement’ komt voor in de Engelstalige versie van de ontwerprichtlijn. In de inmiddels verschenen Nederlandstalige versie van de ontwerprichtlijn is het woord ‘arrangement’ vertaald als ‘constructie’.

Onduidelijke reikwijdte

Naar mijn mening is ook in de Nederlandse versie onduidelijk wat onder de meldingsplicht valt. Is een advies per definitie hetzelfde als een constructie? Ik zou denken van niet, want als de Commissie een meldplicht voor alle adviezen met een grensoverschrijdend karakter zou hebben gewild, had men simpelweg het woord advies/advice kunnen gebruiken. De NOB wijst er mijns inziens terecht op dat het voorstel vooral geschreven lijkt met het oog op de situatie dat kant en klare cross-border belastingbesparingsconstructies, fiscale producten derhalve, worden verkocht. Situaties waarbij er eerst een fiscaal product wordt ontwikkeld, gearrangeerd of geconstrueerd en er vervolgens wordt gekeken aan wie het product kan worden verkocht. Maar ik geef onmiddellijk toe dat er naast fiscale confectie ook sprake kan zijn van fiscaal maatwerk waarbij een uniek product voor een bestaande klant wordt gearrangeerd of geconstrueerd. Afbakenen waar een advies overgaat in een arrangement of een constructie lijkt mij een schier bovenmenselijk zware opgave. Een aantal van de suggesties tot verbetering die de NOB aanreikt, zou een uitweg uit dit dilemma kunnen bieden. Sluit van de meldingsplicht uit die zaken die al bekend zijn bij de EU-lidstaten. Denk bijvoorbeeld aan cv/bv-structuren, IP-planning, informele kapitaalstortingen of andere zaken die bijvoorbeeld in code of conduct-verband al aan de orde zijn geweest. Beperk de meldingsplicht tot nieuwe ‘vindingen’. De richtlijn zou dan een nuttige aanvulling kunnen zijn op de ATAD-richtlijnen, die een eind maken aan een groot aantal arrangementen of constructies. En sluit ook van de meldingsplicht uit zaken die met de Belastingdienst zijn besproken of aan de Belastingdienst worden gemeld, bijvoorbeeld via de beantwoording van vragen in het aangiftebiljet. Tegen een dergelijke inperking van de werkingssfeer van de meldingsplicht kan worden ingebracht dat er dan mogelijk een te grote discretionaire bevoegdheid bij de melder terechtkomt. Hoe weten we of de ‘geest’ van de richtlijn wordt nageleefd en gaat er niet te veel tijd verloren tussen de totstandkoming van de constructie en het bekend worden ervan? Het fundamentele probleem van de ontwerprichtlijn is volgens mij dat de Commissie op zoek is naar bepaalde vissoorten maar niet helder is over de soorten vis die men zoekt. Pas als dat goed gedefinieerd is, kan worden bepaald op welke wijze deze vissoorten het meest efficiënt kunnen worden gevangen: met hengel, schepnet, fuik, sleepnet, dynamiet dan wel anderszins.

Rapportage werkgroep BNC

Opmerkelijk is dat in de rapportage van de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissiewetsvoorstellen (hierna: BNC) die op 1 september 2017 verscheen, weer andere bewoordingen worden gebruikt dan in de ontwerprichtlijn. In de BNC-rapportage wordt gesproken over agressieve ‘structuren’ die in adviezen zijn opgenomen. Maar wat wordt bedoeld met ‘structuren’ is verder niet toegelicht.

Overleg Kamercommissie en de staatssecretaris

Wie denkt dat tijdens het overleg van 5 september dit soort existentiële vragen aan de orde zijn gekomen en beantwoord, zal na lezing van het 29 pagina’s tellende document enigszins teleurgesteld zijn. Bij het overleg waren aanwezig Van der Lee (GroenLinks), De Vries (VVD), Leijten (SP), Mulder (PVV), Van Weyenberg (D66) en staatssecretaris Wiebes. Opvallend was de afwezigheid van Nijboer (PvdA) alsmede het feit dat Van der Lee mede namens Nijboer sprak. Kennelijk zal in de oppositiebanken de PvdA dichter tegen GroenLinks aan schurken dan tegen de SP. Het viel mij op dat Van Weyenberg qua opvattingen over de ontwerprichtlijn meer aan de zijde van Van der Lee en Leijten leek te zitten dan aan de zijde van De Vries. Dat belooft wat voor de fragiele parlementaire meerderheid van Rutte III. De opinie van de NOB kwam in het geheel niet ter sprake tijdens het debat. De Vries verwees weliswaar een aantal malen naar het verschil tussen de ontwerprichtlijn en het actierapport van BEPS 12, maar zij werd regelmatig overstemd door Van der Lee en Leijten. Staatssecretaris Wiebes had als gevolg van de vele interrupties door de Kamerleden ook moeite om een helder betoog te houden. Wiebes vindt de ontwerprichtlijn een logisch initiatief, maar heeft aarzelingen bij de uitvoerbaarheid. Hij lijkt ervan uit te gaan dat alle adviezen die wezenskenmerken hebben die in bijlage IV zijn neergelegd, gemeld moeten worden. Ter geruststelling van belastingadviseurs merkte hij op dat de meeste adviezen die adviseurs uitbrengen, gewoon legitieme hulp zijn bij het voldoen aan fiscale verplichtingen. Volgens Wiebes is er echter ook een andere league, waar men een wedstrijd houdt in constructies verzinnen. Kennelijk dienen de spelers in deze league volgens Wiebes onder de meldingsplicht te vallen. Wiebes zou de reikwijdte van de richtlijn graag wat strakker geformuleerd zien omdat de Belastingdienst anders met een te grote werklast wordt opgezadeld zonder dat daar een duidelijk voordeel tegenover staat. Volgens hem is de vraag of bij het huidige voorstel de Belastingdienst door de bomen nog het bos blijft zien. Hij is er ook voorstander van dat niet geïmplementeerde adviezen niet worden gemeld. De meldingstermijn van vijf dagen die in de ontwerprichtlijn is opgenomen, is naar zijn mening te kort. De aanwezige Kamerleden deed hij de toezegging dat Nederland het tot stand komen van de richtlijn niet zal frustreren.

Afsluitende opmerkingen

Bij lezing van het verslag had ik vaak moeite om de aandacht erbij te houden. Wat mij gaande hield, waren de kleurrijke opmerkingen van Leijten. Het hoogtepunt was de volgende opmerking:

‘De belangrijkste vraag: wat gaan we doen met de gemelde constructies? Als je meldt dat je over de rand van de wc hebt geplast en het niet schoonmaakt, maakt dat dat de wc nog steeds vies is.’

Hopelijk neemt de NOB deze kritiek ter harte en wordt onderricht in hygiënisch wc-gebruik een verplicht onderdeel van de beroepsopleiding en de education permanente van de bij de NOB aangesloten belastingadviseurs. Onderricht in het wassen der handen na het afleveren van de boodschap zal in dat verband niet mogen ontbreken.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF Opinie 2017/11
Judoreg
NFB1218
Publicatiedatum
18 oktober 2017

Naar de bovenkant van de pagina