Samenvatting
Op 22 december 2021 heeft de Europese Commissie een Pillar 2-richtlijnvoorstel gepubliceerd. In dit artikel onderzoeken Willem Neuvel en Daan Notenboom aan de hand van een aantal casusposities de werking van de IIR ten opzichte van de Nederlandse Wet VpB 1969. Specifiek kijken de auteurs naar relevante regelingen in de Wet VpB 1969 met betrekking tot deelnemingsverhoudingen (deelnemingsvrijstelling, CFC, laagbelaste beleggingsdeelneming en de objectvrijstelling) ten opzichte van de IIR. Naast het feit dat de nieuwe regels een aanvullende lappendeken gaan vormen in het toch al complexe fiscale landschap voor belastingplichtigen in de Wet VpB 1969, kunnen zich ook diverse mismatches voordoen.
NLF-W artikel
1. Inleiding
Op 22 december 2021 heeft de Europese Commissie (hierna: EC) een voorstel voor een EU-richtlijn gepubliceerd om Pillar 2 in EU-recht op te nemen (hierna: Richtlijn). De Richtlijn is gebaseerd op de Pillar 2 Model Rules (hierna: Model Rules), die op 20 december 2021 door het OESO Inclusive Framework (hierna: IF) zijn gepubliceerd. Voordat de Richtlijn was gepubliceerd is er al in veelvoud gepubliceerd over Pillar 2.
De Richtlijn bestaat uit (i) een Income Inclusion Rule (IIR), die uiterlijk 1 januari 2023 in lokale wet- en regelgeving geĆÆmplementeerd moet worden en (ii) een Undertaxed Payments Rule (UTPR), die (pas) per 1 januari 2024 in lokale wet- en regelgeving omgezet hoeft te zijn. Het oogmerk van de Model Rules en de Richtlijn is dat concerns die onder de reikwijdte van de regels vallen, over de winst die zij in een jurisdictie behalen effectief ten minste 15% belasting verschuldigd zijn. De Model Rules en de Richtlijn bevatten gedetailleerde regels ter bepaling van de omvang van deze winst, het zogenoemde GloBE Income. Bij een effectief tarief (Effective Tax Rate (ETR)) van minder dan 15% over het in een jurisdictie behaalde GloBE Income zal het verschil tussen 15% en de ETR (de zogenoemde Top-up Tax of TuT) worden bijgeheven van de moedermaatschappij van het concern of een andere houdster binnen het concern (onder de IIR). Indien en voor zover de IIR niet kan worden geĆ«ffectueerd, via de UTPR van groepsvennootschappen van het concern door een IF-jurisdictie waar dochters of vaste inrichtingen van het concern zich bevinden, op basis van een bepaalde verdeelsleutel. Zowel de EC als de Nederlandse staatssecretaris van FinanciĆ«n benadrukken dat het van belang is dat er consistente, eenvoudige (voor zover mogelijk) wetgeving komt die zo veel mogelijk aansluit bij de Model Rules. Die (meerdere keren herhaalde) oproep(en) vanuit Europees en Nederlands perspectief is (zijn) de aanleiding dat wij dit artikel schrijven. De wetgever, de Belastingdienst als uitvoerende instantie en de belastingplichtigen hebben belang bij zo eenvoudig mogelijke Nederlandse fiscale bepalingen. Daarnaast is het niet de bedoeling dat de Richtlijn dan wel de maatregelen ter implementatie leiden tot mogelijke overkill. Wij hopen met dit artikel een bijdrage te kunnen leveren aan het op een eenvoudige maar effectieve manier implementeren van de Pillar 2-regels in de Nederlandse wetten. Dit mede gezien het feit dat het Nederlandse parlement slechts Ć©Ć©n jaar de tijd heeft om (kritische) input binnen Europeesrechtelijke contouren te leveren.