Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(1)
  • Jurisprudentie(46)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een agrariër heeft op 14 december 2004 een agrarisch bouwperceel overgebracht van het ondernemingsvermogen naar het privé-vermogen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning. De Belastingdienst voerde voor onder meer het onderhavige jaar (2004) een beleid op grond waarvan bij onttrekkingen van de ondergrond van bestaande bedrijfswoningen aan het ondernemingsvermogen de landbouwvrijstelling kon worden toegepast voor het verschil tussen de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (hierna: WEVAB) cultuurgrond en de WEVAB bouwgrond (hierna: het Beleid).
De Staatssecretaris van Financiën is zich ongeveer een halfjaar na de zogenoemde 7 mei-arresten (Hoge Raad 7 mei 2004, nrs. 38.650 en meer) ervan bewust geworden dat het Beleid wat betreft de onttrekkingen van de ondergrond van bestaande bedrijfswoningen aan het ondernemingsvermogen, berustte op een onjuiste rechtsopvatting. In april 2005 heeft hij aan de Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureau’s VLB kenbaar gemaakt dat het onjuiste beleid zal worden beëindigd. Intrekking van het Beleid is uiteindelijk geschied bij een Besluit van 8 maart 2006.
De inspecteur heeft in het onderhavige geval op het verschil tussen de WEVAB cultuurgrond en de WEVAB bouwgrond ter zake van de onttrekking van de bouwgrond aan het ondernemingsvermogen de landbouwvrijstelling niet toegepast.
De agrariër heeft zich voor de Rechtbank en voor het Hof onder meer met een beroep op het gelijkheidsbeginsel op het standpunt gesteld dat de landbouwvrijstelling wel van toepassing is. Het Hof heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel gehonoreerd. De Minister van Financiën heeft tegen de Hof-uitspraak cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat het Besluit van 8 maart 2006 agrarische ondernemers de mogelijkheid biedt de tot het ondernemingsvermogen behorende woning alsnog tot het privévermogen te rekenen per 31 december 1995. Bij gebruikmaking van deze mogelijkheid kon volgens het Besluit van 8 maart 2006 de landbouwvrijstelling nog worden toegepast op het verschil tussen de WEVAB cultuurgrond en de WEVAB bouwgrond. Volgens de Hoge Raad strekt het Besluit van 8 maart 2006 verder dan het treffen van een overgangsregeling om te voldoen aan gerechtvaardigde eisen van rechtszekerheid of eerbiediging van gewekt vertrouwen. Het biedt een zelfstandige tegemoetkoming die niet was ingegeven door een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het bereik van de landbouwvrijstelling.
Dit betekent dat, los van de vraag of de Staatssecretaris te veel tijd heeft genomen voor de beëindiging van het Beleid, met vrucht een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan worden gedaan door agrarische ondernemers die gelijk wensen te worden behandeld als agrarische ondernemers die uiterlijk per 31 december 2005 de tot het ondernemingsvermogen behorende woning naar het privévermogen overbrachten.
Het Hof heeft, ervan uitgaande dat het geval van de agrariër gelijk is te stellen met het geval waarin een bestaande woning aan het ondernemingsvermogen wordt onttrokken, derhalve terecht het beroep op het gelijkheidsbeginsel gehonoreerd, wat er zij van de daartoe door het Hof gebezigde gronden. Het cassatieberoep van de Minister wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
3 februari 2012
Rolnummer
10.02985
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV2576
bwbid=bwbr0&artikel=3.12

Naar de bovenkant van de pagina