Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Stichting Kinderopvang Enschede bemiddelt onder meer tussen vraagouders en opvangouders voor de opvang van niet schoolgaande kinderen en de buitenschoolse opvang van schoolgaande kinderen. De stichting houdt een lijst bij van opvangouders die door haar gescreend zijn en zorgt eventueel ook voor een cursus voor die ouders. De Stichting bracht in de desbetreffende periode aan de vraagouders voor ieder door haar bemiddeling bij een opvangouder ondergebracht kind ten behoeve van zichzelf fl. 3,45 per opvanguur in rekening. Op prejudiciële vragen van de Hoge Raad besliste het Hof van Justitie op 9 februari 2006 (zaak C-415/04, BNB 2006/154) dat de bemiddelingsbeloning van de Stichting alleen op grond van artikel 13, A, lid 1, sub g en h van de Zesde richtlijn vrij is van BTW indien cumulatief:
- de dienst verricht door de opvangouders zelf vrij is van BTW
- de dienst van de opvangouders van zodanige kwaliteit is dat de vraagouders niet van een gelijkwaardige dienst verzekerd zouden kunnen zijn zonder de bemiddeling van de stichting en
- de bemiddelingsdiensten er niet in hoofdzaak toe strekken om de stichting extra opbrengsten te verschaffen door handelingen te verrichten in rechtstreekse mededinging met belastingplichtige commerciële ondernemingen.
De staatssecretaris had primair gesteld dat de Stichting omzetbelasting verschuldigd is over de vergoedingen die zij in rekening brengt aan de vraagouders. De Hoge Raad doet dat echter af met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Subsidiair had de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat de belasting waarvan de Stichting melding had gemaakt op de aan de vraagouders gezonden facturen niet verschuldigd was geworden op grond van artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 1997) en daarom niet mocht worden nageheven.
In navolging van het Hof oordeelt de Hoge Raad dat indien op een aan een particulier-eindverbruiker uitgereikte factuur “omzetbelasting” of “BTW” wordt vermeld, dit een vermelding is die plaatsvindt buiten het systeem van de omzetbelasting, waaraan met het oog op de heffing geen zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Die vermelding kan daarom niet het gevolg oproepen dat artikel 37 Wet OB verbindt aan het vermelden van omzetbelasting op een factuur.

Metadata

Rubriek(en)
OMZETBELASTING
Belastingtijdvak
1993-1997
Instantie
HR
Datum instantie
14 december 2007
Rolnummer
37.748
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AI0669
ECLI:NL:PHR:2007:AI0669

Naar de bovenkant van de pagina