Direct naar content gaan

Samenvatting

Een BV hield in 2007 onder meer een belang van 49% in twee vennootschappen opgericht en gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten. Eind 2007 hebben beide dochters dividend uitgekeerd waarvan een deel toerekenbaar is aan de winst 2006. In 2006 was de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Door de Wet Werken aan Winst is de deelnemingsvrijstelling vanaf 2007 wel van toepassing. De inspecteur heeft de aan 2006 toerekenbare dividenden tot de belastbare winst gerekend.
Rechtbank Haarlem gaf hem gelijk. Zij heeft geoordeeld dat op de aan 2006 toerekenbare dividenden de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. De deelnemingsvrijstelling strekt ertoe de vrijstelling toepassing te doen vinden voor de voordelen die zijn ontstaan in het tijdvak waarin de vrijstelling heeft bestaan.
Tegen dit oordeel heeft de BV met succes (sprong)cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad stelt voorop dat indien de wetgever bij wijziging van een wetsbepaling in de wijzigingswet geen overgangsbepaling opneemt, moet worden uitgegaan van de hoofdregel van onmiddellijke werking van de gewijzigde bepaling. In de Wet Werken aan Winst waarbij artikel 13 Wet Vpb is gewijzigd ontbreekt een dergelijke overgangsbepaling, zodat de per 1 januari 2007 geldende tekst van artikel 13 met ingang van die dag toepassing dient te vinden op voordelen die op of na die dag worden gerealiseerd, aldus de Hoge Raad.
Het cassatieberoep van de BV is gegrond, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2013
Rolnummer
11/04538
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BY1244
bwbid=bwbr0&artikel=13,bwbr0002672&artikel=15ab&lid=1,bwbr0002672&artikel=28c,bwbr0002672&artikel=28c&lid=1,bwbr0002672&artikel=34c,bwbr0002672&artikel=34c&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina