Direct naar content gaan

Samenvatting

Met artikel 10a, lid 1, aanhef en onderdeel c, Wet VpB 1969 wordt beoogd tegen te gaan dat de Nederlandse belastinggrondslag wordt uitgehold door middel van rente die is verschuldigd op een schuld die willekeurig en zonder bedrijfseconomische redenen is aangegaan. Dat is het geval indien binnen een groep van verbonden lichamen de wijze van financiering van een zakelijk gefundeerde transactie in zodanige mate door fiscale motieven is ingegeven dat daarvan rechtshandelingen deel uitmaken die niet noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van die zakelijk gefundeerde doeleinden en die niet zouden zijn verricht zonder die fiscale motieven.

De Hoge Raad (HR 2 september 2022, 20/03948, ECLI:NL:HR:2022:1121) heeft het HvJ verzocht om zijn rechtspraak over onder meer de in artikel 49 VWEU erkende vrijheid van vestiging te verduidelijken en om met name te preciseren of het met die vrijheid verenigbaar is dat de belastingautoriteiten van een lidstaat een tot een grensoverschrijdende groep behorende onderneming het recht ontzeggen om de door haar over die lening verschuldigde rente af te trekken van haar belastbare winst. Het HvJ wordt in het bijzonder verzocht om zijn bevindingen in de zaak Lexel (HvJ 20 januari 2021, C-484/19, ECLI:EU:C:2021:34) te verduidelijken met betrekking tot de vraag of dergelijke groepsinterne leningen voor dat doel als volstrekt kunstmatige constructies kunnen worden beschouwd, ook als de lening in kwestie is aangegaan tegen marktconforme voorwaarden (at arm’s length) en de rente is vastgesteld op het gebruikelijke markttarief.

A-G Emiliou geeft het HvJ in overweging om de vragen als volgt te beantwoorden. Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de rente over een lening die is aangegaan bij een met de belastingplichtige verbonden lichaam, bij de vaststelling van de winst van die belastingplichtige niet kan worden afgetrokken indien aan die lening niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen maar het doel om een aftrekbare schuld te creëren, zelfs wanneer de bedongen rentevoet niet uitgaat boven de rentevoet die zou zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen. In die situatie moet de aftrek van rente volledig worden geweigerd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
14 maart 2024
Rolnummer
C-585/22
ECLI
ECLI:EU:C:2024:238
Auteur(s)
prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk
Loyens & Loeff/Nyenrode Business Universiteit
NLF-nummer
NLF 2024/0791
Aflevering
2 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6315
bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a

Naar de bovenkant van de pagina