Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) was de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. In 2008 heeft een dochter van X alle aandelen in een bv gekocht. Daarbij is een deel van de koopsom omgezet in een geldlening. In 2014 is na het sluiten van een nadere overeenkomst een bedrag van deze lening betaald, onder kwijting van het restant. In de aangifte vpb 2014 heeft X een bedrag van € 323.300 als kwijtscheldingswinst vermeld in verband met de nadere overeenkomst. De Inspecteur heeft de aanslag vpb 2014 opgelegd conform de aangifte met uitzondering van de in de aangifte geclaimde kwijtscheldingswinstvrijstelling.

In geschil is of de kwijtscheldingswinst, ontstaan door het vrijvallen van de schuld in verband met de nadere overeenkomst op grond van artikel 13, lid 6, Wet VpB 1969 onbelast is.

Hof Den Bosch is van oordeel dat van een earn-outregeling geen sprake is. Het beroep van X op artikel 13, lid 6, eerste volzin, Wet VpB 1969 faalt daarom.

Het standpunt van X dat de kwijtscheldingswinst niet belast is omdat sprake is van een aanpassing van de prijs waartegen de deelneming is verkregen (artikel 13, lid 6, tweede volzin, Wet VpB 1969) heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant voorts terecht en op de goede gronden verworpen. Het Hof merkt hierbij op dat bij de deelnemingsvrijstelling onderscheid moet worden gemaakt tussen het aanpassen van de koopsom (wat hier niet is gebeurd) en het aanpassen van de schuld om een solvabiliteitsprobleem op te lossen (wat hier is gebeurd en niet onder de deelnemingsvrijstelling valt).

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
13 september 2023
Rolnummer
22/00259
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:2956
NLF-nummer
NLF 2023/2645
Aflevering
23 november 2023
bwbr0002672&artikel=13&lid=6,bwbr0002672&artikel=13&lid=6

Naar de bovenkant van de pagina