Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw heeft, nadat haar echtgenoot was overleden, op 10 januari 2003 op eigen initiatief aan de Nederlandse Belastingdienst volledige openheid van zaken gegeven omtrent bij een in Duitsland gevestigde bank geadministreerde tegoeden van haarzelf en wijlen haar echtgenoot. Deze tegoeden waren tot dat moment nimmer betrokken in hun aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting. De inspecteur heeft het beroep van de vrouw op de zogenoemde inkeerregeling gehonoreerd. Als gevolg hiervan zijn geen boeten opgelegd. Wel zijn aan haar diverse navorderingsaanslagen opgelegd.
Bij de Rechtbank voert de vrouw aan dat de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in strijd is met het EG-verdrag. Volgens de Rechtbank is er geen sprake van een belemmering van het vrije kapitaalverkeer en/of het vrije betalingsverkeer en/of het vrije dienstenverkeer. Bovendien oordeelt de Rechtbank dat er ook geen sprake is van indirecte discriminatie. Tegen dit oordeel heeft de vrouw cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad twijfelt of de verlengde navorderingstermijn in overeenstemming is met het EG-verdrag en stelt hierover vragen aan het Europese Hof van Justitie.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1993-1997
Instantie
HR
Datum instantie
21 maart 2008
Rolnummer
43.670
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC7249

Naar de bovenkant van de pagina